🎄 We hebben alleen vanavond nog (5/5)

‘Meen je dat nou echt? Dat je me na vandaag nog wil zien?’ vroeg ik. ‘Of denk je nog steeds dat ik een naïef meisje ben?’

🎄 We hebben alleen vanavond nog (5/5)
Photo by Sydney Moore / Unsplash

Dit verhaal vindt plaats in het sombere hitsigheid universum. Het speelt zich een jaar voor het (luister)boek Sombere hitsigheid #0: Onbegrepen af.

Ook te beluisteren:


We hebben alleen vanavond nog (5/5)

In de lift zag hij zijn eigen spiegelbeeld. Peter legde zijn twee handen op het glas, drukte zijn tong tegen zichzelf aan en begon met zijn heupen te bewegen.

‘Kijk dan,’ zei hij met zijn tong buiten zijn mond. ‘Ik neuk mezelf nu.’

Ik pakte zijn heupen vast en begon er met mijn kruis tegen aan te rammen.

‘En ik neuk nu jou!’ zei ik en maakte een lasso-beweging met mijn ene hand. ‘We hebben een trio.’

Elke keer als ik hem zat begon te worden, herinnerde hij me er weer aan hoe leuk we samen waren.

Dat was vandaag na jaren zonder contact niet anders.

In zijn investeringsappartement zette hij de waterkoker aan. Hij pakte een vest uit zijn sporttas en sloeg dat om me heen. Vervolgens kwam hij met twee glazen gevuld met heet water aan. Hij ging tegenover me in lotushouding op de grond zitten. Een klein Ikea-tafeltje tussen ons in.

Hij pakte twee theezakjes uit een AH-doosje en doopte ze in het water. Vervolgens zette hij op zijn horloge een timer.

‘Belangrijk dat de antioxidanten zich vermengen met het water,’ zei hij. ‘Dat kost minimaal drie minuten.’

Elke keer als ik vergat wat hij ook alweer kon toevoegen aan mijn leven, deelde hij een interessant feitje dat je nooit meer kon vergeten.

Zoals dat het overal op de wereld tegelijkertijd volle maan was. Zo’n romantisch idee als je de maan ‘s avonds aan de hemel ziet, dat je weet dat aan de andere kant van de oceaan eerder of later vandaag de maan ook ziet.

‘Waarom wilde je me eigenlijk zien vandaag?’ vroeg ik en hij leek oprecht verbaasd door deze vraag. ‘Ik bedoel,’ zei ik, ‘het is niet dat we echt gepraat hebben vandaag. Het is meer alsof we doorgaan waar het een paar jaar geleden stopte. Alleen toen voelde het ongedwongen en vrij. Nu lijkt er een grafstemming tussen ons in te zitten.’

‘Gewoon lol hebben toch?’ zei hij. ‘We moeten het allemaal niet zo ingewikkeld maken.’ Hij nam een slok van de thee, trok zijn mond bijeen en begon daarna te blazen.

‘Wat had Samantha dat ik niet had?’ vroeg ik.

Hij zette zijn mok neer. ‘De eerste keer dat je haar naam uitspreekt vandaag,’ zei hij.

‘Meen je dat nou echt? Dat je me na vandaag nog wil zien?’ vroeg ik. ‘Of denk je nog steeds dat ik een naïef meisje ben?’

‘Je weet dat ik altijd een zwak voor je zal hebben,’ zei Peter en hij stond op en rekte zich uit.

‘Zijn jullie nog bij elkaar?’ vroeg ik starend naar dat lange lijf van hem.

Hij liet zijn armen langs zijn lijf vallen. ‘Al die vragen,’ zei hij. ‘Al die vragen.’

‘Je hebt me erg veel verdriet gedaan,’ zei ik. ‘Wist je dat?’

‘Het verdiende niet de schoonheidsprijs, nee,’ zei hij en ging naast me zitten op de bank en sloeg een arm om mij heen.

Die wilde ik niet voelen en tegelijkertijd ook wel.

‘Je verdient mijn lijf niet eens,’ zei ik. ‘Je mag geen beroep meer doen op mijn tijd. En je mag al helemaal niet meer in mijn hoofd komen.’

Hij gaf een zoentje op mijn hoofd, stond op en liep naar de boekenkast toe. ‘Ik heb kanker,’ zei hij.

‘Je lult,’ zei ik.

‘Ze zeiden het in het ziekenhuis. Ik heb thuis mijn spullen gepakt voor Samantha thuis zou komen en ben hierheen vertrokken, aangezien er tijdelijk geen huurder is. Vervolgens heb ik me dagenlang hier opgesloten en zitten zuipen en blowen als nooit tevoren. Sinds gisteren voel ik me weer wat beter en toen dacht ik: ik wil je zien.’

‘Weet Samantha dat je hier bent?’

‘Inmiddels wel. We hebben gisteren heel lang gebeld.’

Ik stond op en sloeg een arm om zijn lijf heen. Mijn handen begonnen op zijn lijf te kloppen. Alsof ik een tumor zocht. ‘Ga je dood?’ vroeg ik.

‘Ze mogen me cremeren,’ zei hij.

‘Dus je gaat dood?’ vroeg ik.

‘Maar niet vandaag,’ zei hij.

We proefden tijdens het zoenen elkaars bittere tranen.

We ontkleedden elkaar, gingen naar zijn bed toe en daar bleven we zoenen.

Alsof het de laatste keer was dat het nog kon.

We zeiden geen woord.

Slechts onze handen en lippen over elkaars huid.

Tot we niet meer konden.

In het restaurant schoof ik zijn stoel naar achteren, liet hem zitten en kneep in zijn schouders.

Pas bij het opdienen van het hoofdmaal zeiden we wat tegen elkaar.

‘Je moet hier niet blijven,’ zei ik.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg hij.

‘Je kan je niet blijven isoleren als een indiaan die zich terugtrekt in de bergen om te sterven. Je weet niet eens wat het effect van de behandeling gaat zijn. Je weet niet eens hoeveel tijd je nog krijgt. Verspil geen enkele minuut van je leven meer, Peter.’

Hij nam een slok van de rode wijn. ‘Maar ik wil mijn tijd hier met jou besteden,’ zei hij.

‘Je ontkent,’ zei ik. ‘En dat mag. Maar na vanavond wil ik je niet meer zien, spreken of horen, oké?’

Hij protesteerde nog even, maar knikte toen dat hij het begreep. ‘Hoe kom je erachter als ik er niet meer ben dan?’ vroeg hij. ‘Moet ik je een brief laten sturen via de notaris?’

Met het servet veegde ik de tranen op mijn wang weg. ‘Je hebt toch gehoord wat ik zei?’ fluisterde ik.

‘Nee?’ vroeg hij.

‘Na vanavond wil ik je niet meer zien, spreken of horen,’ zei ik. ‘Ga naar huis. Ga kerst vieren met je ouders, je vrouw, je broer en je vrienden. Zeg wat je wil zeggen tegen ze. Houd ze vast. Huil. Geniet. Leef.’

‘Nu direct?’ vroeg hij.

‘Nee,’ zei ik. ‘Vanavond ben je van mij.’

‘Alleen vanavond?’ vroeg hij.

‘Alleen vanavond,’ zei ik.

Hij keek van me weg de ruimte in. Ik keek de andere kant op.

Het gekke was dat ik nu even niets voelde in mijn lijf. Gewoon niets.

Terug in zijn appartement gingen we met onze kleren aan in bed liggen, verstrengeld in elkaars armen. Te moe om iets te zeggen, maar te wakker om te voorkomen dat we weg zouden doezelen.

Hij zette uiteindelijk _Jurassic Park_ op via zijn iPad en we keken zwijgend naar de dino’s.

Voordat de film was afgelopen, was hij in slaap gedommeld.

Ik weet niet hoe lang ik naar hem heb gekeken, maar het was voor mijn gevoel de halve nacht.

Dat lijf dat er zo sterk en gezond uitzag. Dat zo rustig op en neer ging door het ademen.

Zo’n gek idee dat daar achter de huid een proces van zelfvernietiging plaatsvond.

Mijn gedachten gingen van: ik blijf tot de volgende ochtend naar ik vertrek nu en dan hoeven we geen afscheid meer te nemen.

De laatste gedachte won. En ik nam de rode sjaal mee en zou die nooit meer gaan wassen.