#29. Als je me op straat ziet, wil ik dat je me negeert
Ik was ongevoelig. Tot Cleo haar lippen van de mijne haalde en me diep in de ogen keek. Zo diep dat ze mijn ziel kort aanraakte en ik een vonk voelde.
Voor even waren alleen haar lippen op mijn lippen aanwezig in deze ongevoelige wereld.
Ik was ongevoelig. Tot Cleo haar lippen van de mijne haalde en me diep in de ogen keek. Zo diep dat ze mijn ziel kort aanraakte en ik een vonk voelde.
Een soort energie die vrij kwam. Je weet wel…
Ze gaf me een blik die ik nog nooit had gezien in iemands ogen.
Haar ingewikkelde spel bracht me naar haar ouders huis. Haar ingewikkelde spel gaf me het gevoel dat ik misschien iets van haar wilde.
Toen brak de hel los.
Haar vader schreeuwde mij het huis uit. Haar moeder begon te huilen omdat ze meneer Jansen niet onder controle kreeg.
Cleo begon ook te huilen omdat ze zei zielsveel van me te houden. Maar dat begreep niemand. Zelfs ik niet.
Vijf minuten later fietste ik terug naar mijn huis. Met de Eindzeitkaarten in mijn zak. De koude wind bracht me terug op aarde en ik besefte me dat ik iets voelde wat ik niet wilde voelen.
Liefde.
Ik had geen liefde nodig.
Dat was veel te ingewikkeld.
Bovendien beperkte het mijn drang naar onbeperkte vrijheid.
Toen ik de deur van mijn studentenhuis opendeed, belde ze me op. Ik hoorde de snik in haar stem.
Cleo zei: ‘Ik wil je nooit meer zien.’
‘Maar, ik dacht dat je iets voor me voelde?’
‘Precies. Je brengt ongeluk.’ Toen hing ze op. Ik was teleurgesteld in iets wat ik op de eerste plaats helemaal niet wilde.
Toen ik al tandenpoetsend mijn e-mail checkte schreef ze:
We zullen elkaar snel weer ontmoeten. Omdat het toeval ons weer bij elkaar gaat brengen. Ik hoop het zo. – Cleo
Dit gaf me een blij opwindend gevoel (Alsof vier meiden mij wilde versieren)
Toen ik de volgende ochtend wakker werd van een trillende telefoon stuurde ze me dit:
Als je me op straat ziet, wil ik dat je me negeert