5. Als drank je grootste vriend is (hoofdstuk 3)

Ze zei ‘een vriend’. Was dat geheimtaal voor ‘we zoenen’? Zou Paul deze geheimtaal wél begrijpen? Hij noemde niet voor niets ‘de vriend’ een scharrel. Ik had nog zo veel te leren van hem.

5. Als drank je grootste vriend is (hoofdstuk 3)

Dit verhaal is onderdeel van een blogreeks. Ik deel elke maandag deel 1 (van de vier delen) van mijn boek Ze gingen samen het toilethokje in.mp4. Hier vind je een overzicht van de reeks.

Mijn moeder had zich echt uitgesloofd. Er brandde een kaars op tafel. Ze had het servies – dat normaal gesproken alleen met kerst uit de kast werd gehaald – op tafel gezet. Ze had zelfs een kan met water gevuld. Normaal aten we op de bank voor de tv. Of zij at een boterham en ik een door haar opgewarmde magnetronmaaltijd.

‘Eet smakelijk, jongens.’ Toen zei ze: ‘Gezellig dit.’ Daarna vroeg ze: ‘Wat doe je zoal in Arnhem, Paul?’

Met volle mond antwoordde hij: ‘Oh, gewoon. Ik werk in een distributiecentrum van een supermarktketen. Orders pikken. Nou ja, dat eigenlijk.’

‘En hoe is het nou met je moeder?’

‘Die heb ik al een tijdje niet meer gesproken om eerlijk te zijn.’ Paul nam een slok van zijn water en slikte die met moeite weg.

‘Wat jammer om te horen. Als je haar spreekt, doe haar de groeten, goed?’

‘Zal ik doen, tante Coby. Zal ik doen! Ik wil niet veel zeggen, maar het eten smaakt echt verrukkelijk. Vind je niet, Jordy?’

Ik kon wel door de grond zakken. Ma deed zo overdreven.

En Paul ook. Zo bijzonder was het ook allemaal weer niet.

‘Wat heb je toch een aardige moeder,’ zei Paul na afloop weer op mijn slaapkamer. Paul spoot deo onder zijn shirt met lange mouwen richting zijn oksels. Daarna goot hij parfum op zijn beide polsen en begon daarmee zijn hals te deppen.

‘Nou,’ zei ik terwijl hij me het parfumflesje gaf. Het had een sterke, prikkelende geur. Het zou wel raar zijn als we beiden hetzelfde roken vanavond. Ik drukte de dop erop en zette het flesje op mijn nachtkastje.

‘Waar woont die Leo eigenlijk? Daar gingen we toch heen vanavond?’ vroeg hij.

‘We hebben een keet. Of, nou ja. Op het weiland van Leo’s ouders hebben we een klein schuurtje waar we soms zitten.’ Ik was benieuwd wat Paul van die plek zou vinden. We hadden het naar onze eigen smaak ingericht. Het was echt ons eigen plekje.

‘Zo’n zuipkeet?’

‘Nee, niet echt. Meer een schuurtje.’

‘Heb je hier die beroemde zuipketen dan?’

‘Euh, weet ik niet?’

‘Sjonge jonge, jongen. Jij weet ook niet veel.’

‘Ik denk het.’

‘Wat vind je van mijn spierballen?’ Paul stroopte zijn mouw op en spande zijn spieren aan. Het leek wel alsof onder zijn huid een gek gevormde baksteen zat. ‘Ik ga sinds een maandje of twee naar de sportschool.’

‘Zo, zo,’ zei ik. ‘En dan al zulke armen?’

‘Nee, man. Dit is twee jaar hard werken waar je nu naar kijkt. Discipline, jongen, discipline.’ Paul begon hard te lachen, tikte met zijn vlakke hand tegen mijn achterhoofd aan en gaf me toen een knuffel. Ik werd bijna vergast door zijn deodorantgeur. ‘Jij gaat zoveel van mij leren dit weekend. Ik. Zweer. Het. Je!’

We dronken stiekem nog een lauw biertje leeg en vertrokken toen op de fiets. Hij op die van mijn ma, ik op mijn eigen. We gingen richting Naomi’s huis.

Daar aangekomen deed een jochie de deur open.

‘Hoi,’ zei ik. ‘We komen voor Naomi.’ Hij bleef me aanstaren zonder een reactie te geven in zijn gezicht. Op zijn kin zat een opvallende moedervlek. Daarna verscheen de ma van Naomi achter hem. ‘Hoi, mevrouw Snijders,’ zei ik. Ze antwoordde niet. Ze stond me in haar bevlekte witte ochtendjas met blauwe pantoffels net zo schaapachtig aan te kijken als haar zoontje. Ze keek toen naar Paul, daarna naar zijn losse veters en toen weer naar mij. ‘We komen voor Naomi,’ zei ik.

Ze sloot de deur. We hoorden haar Naomi’s naam door het huis heen schreeuwen en toen Naomi’s stem: ‘Stuur maar naar boven!’

‘Wat?’

‘Boven.’

‘Wat?’

‘Boven!’

De deur ging op een kier open. Er gebeurde niets. Ik keek Paul aan. ‘Wat een avontuur dit,’ knipoogde hij.

Ik opende de deur verder en we stapten de gang binnen. Het rook naar gebraden kip en sigarettenrook. De moeder was nergens meer te bekennen. Een tv was te horen. Elke centimeter op de muur was bedekt met fotolijstjes. In de gang bevond zich ook de trap.

‘Creepy dit,’ fluisterde Paul.

‘Naomi?’ vroeg ik.

‘Kom maar naar boven,’ klonk van boven.

We liepen de steile trap met een knik naar links op. Ze stond bij de deur van haar kamertje met beide handen haar haren in een staart te binden. ‘Kom verder.’

‘Ik heb mijn neef Paul meegenomen.’

‘Hallo daar,’ zei Paul en hij stak een hand uit.

Naomi beantwoordde die met een slap handje en knikte met een niet-gemeende glimlach. Ze had een donkerblauwe sweater aan waarin haar borsten nog steeds naar voren priemden. Alsof ze in de gaten had dat ik keek, zei ze: ‘Ik ga niet weer kou zitten lijden in die schuur hoor. Dan maar niet een prinsessenoutfit vanavond. Bovendien kom ik toch nooit de man van mijn leven tegen in dit dorp. Gawd.’

Ze bleef Paul lang aankijken zonder ook maar een spier in haar gezicht te verrekken. Het maakte Paul ongemakkelijk. Iets wat ik nog niet eerder had gezien bij hem vandaag. ‘Kom nou verder,’ zei ze en we liepen haar kamer in.

Het was er meisjesachtig ingericht. Overal rode en oranje potjes met brandende waxinelichtjes erin. Een grote spiegel in het midden met een kastje erbij waar al haar make-upspullen op lagen. Aan haar muur hing een poster van de band Bauhaus, wat dan weer niet meisjesachtig was.

‘Beetje een gokje, maar heb je een peuk voor me, Paul?’ vroeg Naomi.

Paul haalde uit zijn broekzak zijn pakje Camel. We keken er alle twee gebiologeerd naar. Het had iets zelfverzekerds. Iets stoers. Mijn neef. Dit was gewoon mijn neef. De bovenkant scheurde hij eraf, waardoor de billen van de peuken mooi zichtbaar werden. Hij reikte haar het pakje aan en knipoogde erbij. Ze haalde er een sigaret uit, stak die in haar mond en keek hem zwoel aan. Daarna bood Paul mij een peuk aan. Met bibberende hand pakte ik er ook een.

‘Ik ben zo toe aan een peuk,’ zei Naomi. Ze ging voor haar spiegel staan en inspecteerde het ringetje door haar neus. Paul haalde een Zippo-aansteker uit zijn jas en stak de sigaret van Naomi aan. Toen die van mij.

‘Heb je wat te drinken?’ vroeg hij.

Ze knikte naar haar bureau. ‘Leef je uit.’

Er stonden tientallen mini drankflesjes die ik wel eens in een film voorbij had zien komen waar het hoofdpersonage in een hotel de minibar opendeed en deze flesjes eruit haalde. ‘Hoe kom je eraan?’ vroeg ik.

‘Een vriend van me werkt net over de grens in Duitsland, bij een distributiecentrum van een drankketen. Hij mag wel eens wat meenemen, zeg maar. En vragen staat vrij. Dus ik zei tegen hem: “Als je me echt lief vindt, neem je wat voor mij mee.” Hij deed het ook nog. Totaal niet verwacht.’

Het kostte Naomi vaak geen enkele moeite om mannen om haar vinger te winden. Hoe deed ze dat toch? Ik wou dat ik mensen om mijn vinger kon winden.

Paul bekeek diverse flesjes, pakte er toen een op en zette het als een onderzoeker in het waxinelichtje. Hij las hardop het etiket voor: ‘Safari,’ en keek me aan. ‘Zin in een slokje?’

Ik schudde nee. Paul draaide de dop open, zette het aan zijn lippen en goot het ding in één keer leeg in zijn keel. ‘Sjonge jonge, jongen, wat sterk spul. Lekker, man. Lekker.’

Naomi deed het raam open en blies de rook naar buiten. ‘Wat ben je stil vandaag, Jordy. Moet je even het verhaal van al die drank verwerken of zo?’ zei ze.

‘Oh, stil? Vind je?’ vroeg ik. Ik wist niet waar ze het over had.

‘Weet niet. Je lijkt timide.’

‘Oh, beetje moe, denk ik.’

‘Pisang-Ambon,’ klonk door de kamer. ‘Fijne scharrel heb jij.’ Paul opende het tweede flesje en goot dat ook zijn keel in. Hij zag me kijken. ‘Jordy, je weet toch wat ik zei? Je moet echt even een slok nemen.’

Ik schudde nee. Ik werd te duizelig van drank. Ik kon beter nog even wachten. Ik vroeg me af van wie ze die drank had. Ik kende alleen Gabriël, die bij het distributiecentrum van een grote slijterij werkte. Hij had een te grote buik en bijna altijd scheerirritatiebultjes op zijn hals en kin. Scharrelde ze daarmee?

Ze zei ‘een vriend’. Was dat geheimtaal voor ‘we zoenen’? Zou Paul deze geheimtaal wél begrijpen? Hij noemde niet voor niets ‘de vriend’ een scharrel. Ik had nog zo veel te leren van hem.

Ik deel elke maandag deel 1 (van de vier delen) van mijn roman Ze gingen samen het toilethokje in.mp4. Verder lezen? Bestel de paperback of hardcover in mijn shop en ontvang het boek met een persoonlijk bedankje in je huis.