#16. Hoe ik een vrouw versierde

Ik was een tijdmachine. Ik was een dansbaar onderwerp. Ik was dronken. Ik was knap. Ik voelde me goed.

#16. Hoe ik een vrouw versierde

Ik was een tijdmachine. Ik was een dansbaar onderwerp. Ik was dronken. Ik was knap. Ik voelde me goed.

Niemand kon me wat maken op de dansvloer, op de beats van de DJ. In de Tivoli.

Toen ik een half uur later uitgeput uitrustte bij de bar, voelde ik me nutteloos en eenzaam.

Toen stond ze naast me: Lucy.

Ze vroeg of ik me beter voelde.

Ze zei dat ze blij was dat we samen wat hadden gedronken.

Ze zei zoveel.

Het kon me weinig boeien. Omdat ik dronken was. Omdat ik niet snapte dat zij echt dacht dat het nog wat zou worden.

Misschien moest ik het gewoon nu direct in haar gezicht zeggen dat ze moest ophouden met jagen op geesten.

Maar toen een suïcidaal blondje in een kort rokje met een zonnebril op, voorbij kwam lopen was ik:

  • Afgeleid
  • Had ik alle tijd
  • Kreeg ik een doel
  • Was ik overtuigd dat god bestond

Lucy zei dat het de dochter van meneer Jansen was: Cleo

Toen moest Lucy lachen en zei mijn gedachtes gelezen te hebben.

‘Je wilt wraak nemen op de leraar die je een jaar laat overdoen, niet?’

Misschien dacht ik dat inderdaad.

Ik liep naar Cleo toe en stelde me voor als Charlie.

‘Weet ik,’ antwoordde ze. ‘Ik bezoek altijd je Psycho killer feesten.’

Ik praatte een uur met haar over haar. Ik gaf haar wijn. Ik gaf haar complimentjes.

Toen de drank eindelijk aansloeg, zoenden we.

We liepen hand in hand door de grote zaal, door de garderobe, door de spiegelbar. Iedereen zag ons. Dat gaf me een superieur gevoel. Want dit was waar mijn leven om draaide.

Ik zag Lucy bedroefd naar me staren.

Toen de avond eindigde in de nacht en de lichten van de zaal aangingen en we onze jassen en mijn rugzak hadden opgehaald bij de garderobe zei ze:

‘Breng je me naar huis?’

< Vorig bericht Volgend bericht >