#12.13 Dit is een verhaal over Lucas en Loes
Ze was blond, slank, opgemaakt en populair. Het soort blondje dat zich graag prinses liet noemen. Dat als een prinses behandelde wil worden. Zo’n meid dat dacht dat de wereld om haar zielige leven draaide. Zo’n meid dat elk relatieprobleem met iedereen besprak. Zo’n meid dat gewoon niet wist dat ze zeer oninteressant was. Zo’n meid dat niet begreep dat haar blonde haren en strakke kont de enige reden was dat ze aandacht kreeg van mannen.
Ik keek graag naar haar.
Ze heette Loes. Ik beken dat ik de eerste weken me regelmatig heb afgetrokken met haar in mijn hoofd.
Goed.
Lucas, de trainee, met zijn grote lul, had een oogje op Loes. Ik hield hem in de gaten. Met mijn ogen. Ik volgde zijn wandelroutes over de vloer. Ik hield zijn koffiesessies met andere teamleiders in de gaten. Ik wist hoe laat hij aankwam en hoe laat hij vertrok. Ik zag Lucas iets te vaak aan het bureau van Loes staan. Ik zag Loes iets te vaak zichzelf opmaken voordat hij kwam. Ik zag geen liefde. Ik zag brute seks op een rots in de branding.
Ik stuurde volledig anoniem de regels van dit bedrijf naar Lucas toe. Daarin stond dat je niet een relatie mocht aangaan met een ondergeschikte. Althans, zo interpreteerde ik het juridische geblabla.
Ik zei eens toen hij me geen verlof wilde geven: ‘Omdat ik geen tieten heb en geen lang blond haar, hoef je me nog niet zo te behandelen!’ Hij zweeg weer als een graf. Ik had hem bij de ballen. Hij was mijn speelbal. Lucas, met je grote lul.
Lucas vond dat ik te vaak te laat aankwam. Ik vond dat hij een grote lul had. Lucas gaf me een officiële waarschuwing. Wat vast neerkwam dat er ergens een keurmerk voor officiële waarschuwingen tegen uitzendkrachten die te laat kwamen was.
Ik haalde mijn schouder op en zei dat het aan mijn wekker lag. Je weet wel. Een wekker. Zo’n ding dat je kon snoozen. Wat dus veroorzaakte dat ik niet kon opstaan, maar in slaap dommelde, elke 9 minuten, en zo te laat opstond en uit alle macht mijn bus, fiets en wandeltocht miste. De brug stond niet open, hij was gewoon verdwenen.
Ik zweer het je Lucas, verdwenen.
Hij vond het een mooi verhaal, lachte een keer, sloeg met zijn lul op de tafel en stuurde me toen weg. Met een waarschuwing. Wat dat ook mocht betekenen.
Lucas kwam zelf regelmatig te laat. Ik noteerde het in mijn logboek. Vooral maandag was niet zijn dag. 20 minuten later met een verwilderd hoofd kwam hij binnengewandeld.
Toen het weer een maandag was pakte ik mijn moment: Om 8.24 uur. Ik ging alle teamleiders af en vroeg waar Lucas was. Ik had hem nodig. Dringend. Niemand wist het. En toen werd iedereen bewust van het feit dat Lucas tien minuten later nog niet was verschenen. Een timmerman was zich bewust van spijkers. Teamleiders werden zich bewust van Lucas. En toen kwam Lucas nooit meer te laat. Want Dirk had hem aangesproken, had ik gehoord.
Lucas had een film gezien. Heaven knows what. Dat vertelde hij aan andere teamleiders. Dat zei hij tegen Loes. Zelfs tegen mij, bij het koffiezetapparaat. Waarna ik mijn kop koffie onder het apparaat vandaan haalde, hem aankeek en zei: ‘Is goed Lucas, wat jij wil’. Niet dat ik wist wat ik zelf bedoelde, maar hij raakte in de war.
Hij ging nadenken en een uur later stond hij naast me en zei wat ik nou precies bedoelde. Ik zei: ‘Heb je het er nou nog over?’ En ik zette mezelf op ready en kreeg een call binnen. Een uur later riep hij me apart.
In een vergaderhok legde hij in een lang betoog uit dat ik hem niet serieus nam en dat hij dat erg vervelend vond en hoopte dat ik me wilde aanpassen. Anders volgde er iets. Je moest weten dat ik niet onder de indruk was van omhooggevallen balletjes.
Ik zei: ‘Fijn! Ik heb de beste acw-tijden van de afdeling. Klanten waarderen mijn inzet en prijzen me omdat ik zo goed meedenk. Ik heb 0 klachten tegen me gehad. Ik ben onmisbaar, voor wat dat betekenen mag in een economie gericht op winst. Who the fuck ben jij Lucas! Je loopt rond en vertelt over films die niemand wil zien.
Ik help de wereld een beetje. Ik help de klant. Die voor mijn boterham zorgt. Jij verrijkt ons leven met spam en onzin. Dus ik herhaal het nog een keer: Who the fuck ben jij Lucas!’
Lucas liep met een hoge boog om me heen. Hij was aangetast door mijn woorden. Ineengedoken zat hij achter zijn pc. Hij was verward. Hij twijfelde aan de zin van zijn bestaan binnen dit bedrijf. Hij voelde eindelijk wat ik voelde.
Dat keerde zich tegen me. Een paar weken later moest ik vrij hebben. Ik moest dronken worden en de volgende dag uit kunnen slapen. Ik moest vrij hebben. Lucas, lul, alsjeblieft. Ik smeekte het hem om de planners en de traffic te overrulen.
Hij weigerde moeite te doen. Natuurlijk weigerde hij moeite te doen. Hij was opeens belangrijk en dat wist hij. Ik had hem nodig. Ik had hem nodig. Lucas, omhooggevallen bal. Ik moest verlof hebben. Lucas, verlof. VERLOF.
Ik smeekte, ik stuurde hem mailtjes, ik probeerde anderen te overtuigen om met mij te ruilen. Maar hij hield voet bij stuk. Ik hoorde hem lachen. Van binnen. Zo hard. Het veroorzaakte een lawine in Oostenrijk.
Ik huilde me die nacht in slaap en verscheen de volgende dag op tijd. En kreeg toen om 9.00 uur een e-mail van de traffic dat het servicelevel zo geweldig was en de post vandaag door een technische fout niet bezorgd ging worden, dat mensen zich konden aanmelden voor dagverlof. Wat neerkwam dat een select groepje om 10.00 uur al weg mocht. Mama mia. Ik had gewoon vrij kunnen hebben.