1.13 Me kwetsbaar opstellen om indruk te maken op de ander

Ik kon geen hoogte van haar krijgen of ik nu een spetterende indruk had gemaakt of dat ik officieel mijn doodvonnis had getekend binnen dit bedrijf.

1.13 Me kwetsbaar opstellen om indruk te maken op de ander

Vervolg van 1.12 Als dit het leven is waar ik voor ben opgeleid

Ik gaapte zo uitgebreid dat mijn mond wat weg begon te hebben van de Leidsche Rijntunnel bij Utrecht. Roel, Frits en John konden het niet negeren en keken me alle drie tegelijk aan in de vergadering. Roel stopte zelfs met praten, stopte een pen in zijn mond en beet erop terwijl zijn wenkbrauwen steeds meer naar elkaar toetrokken.

John deed alsof hij Clint Eastwoord was en de prairie afscande met zijn ogen. Ik snapte wat hij bedoelde met zijn blik. John was bij het sollicitatiegesprek. Hij had me het voordeel van de twijfel gegeven. Wat dat ook mocht betekenen. In mijn wereld bestond er een ‘ja’ of een ‘nee’. Niet een half gebakken vaag antwoord als ‘voordeel van de twijfel’.

‘Sorry’, zei ik. ‘Ik heb niet…’ Toen slikte ik mijn woorden in. Ik kon nu niet opbiechten wat me gisteravond was overkomen. Ik had twee vrouwen tot het bot toe beledigd, blijkbaar.

Eerst door mijn ex Yara haar huis uitgegooid worden. Daarna proberen een slaapplek te regelen bij Gea. Tot ze me betrapte dat ik eerder die avond al seks had gehad met Yara.

Al smekend en biddend en handen opstekend naar de hemel, mocht ik toch blijven slapen bij Gea. Niet in haar eigen tweepersoonsbed maar verbannen naar een luchtbed en een veel te dunne slaapzak. Het luchtbed mocht ik zelf opblazen, met mijn mond. Mijn wangen deden nog pijn. De slaapzak hield zo weinig lichaamswarmte vast, dat ik in een foetushouding heb proberen te slapen. Om half 7 ’s ochtends gooide ze me het huis weer uit. Inclusief theatraal de deur achter me dicht smijten.

Ik was kapot. Deze dag doorkomen ging een hel zijn.

‘Wat heb je niet?’, vroeg Roel.

‘Ik heb last van mijn longen. Daardoor heb ik slecht geslapen. Koudje opgelopen afgelopen weekend.’

Ik kuchte er voor de vorm bij.

‘Je eerste week Charlie’, zei John met de kiezen op elkaar.

‘Wat is er met de eerste week?’, vroeg Frits verward.

‘Charlie weet wel wat ik bedoel’, zei John.

‘Ja sorry’, zei ik. ‘Ga verder met het gesprek. Let niet op mij.’

De meeting ging verder, terwijl ik nadacht of lucifers tussen mijn oogleden echt een oplossing zou zijn voor dit slaperige gevoel.

Na afloop van de vergadering kwam Frits naar me toe gelopen. Ik stond in de gang van onze verdieping, het prikbord af te scannen. Maar het enige wat ik vond waren oproepen van de vakbonden om bij elkaar te komen en vuisten te maken en loonsverhogingen eisen.

Frits gaf me een bezorgde blik en legde zijn arm op mijn schouder. ‘Je ziet er beroerd uit.’

‘Het is gewoon pittig’, zei ik zo zielig mogelijk. ‘Zo’n eerste week. Al die informatie. Ik wil graag goed mijn best doen. Snap je?’

‘Tuurlijk snap ik dat Charlie! Blij dat je zo eerlijk bent en je kwetsbaar durft op te stellen. Ik wou dat meer mensen dat deden.’

‘Ja. Nu je het zegt’, zei ik trots. Ik had me net kwetsbaar opgesteld. Ongelooflijk. ‘Dat zouden mijn exen eigenlijk moeten horen Frits. Kan je ze niet even bellen?’

Frits keek ook naar het prikbord en legde zijn vinger op het woord ‘steun’ van een poster van de FNV. Toen zei hij: ‘Je kan echt niet gapen met John in de buurt. Hij is heel serieus. Serieuzer dan ik. Je moet een actieve houding hebben.’

‘Bedankt voor de tip pik’, zei ik al gapend en legde een hand voor mijn mond.

‘Pik? Zei je nou pik?’

Zei ik pik?

‘Euh nee?’, stamelde ik.

Frits schudde met zijn hoofd en liep de verdieping op.

Waar had ik last van? Pik? Waarom zei ik pik? Tegen Frits notabene.

Ik was te moe. Ik was niet scherp. Ik mocht het niet verkloten zo in de eerste week. Koffie had ik nodig. Een kop koffie om deze vrijdag door te komen.

Op het koffiezetapparaat op de verdieping waar ik werkte zat een post-it geplakt.

‘KAPOT!!!! Is gemeld’ stond erop geschreven.

‘Ook dat nog’, zei ik hardop. Niemand van de werkende mensen reageerde. Ik voelde me even als muis Fievel in Avontuur met een staartje.

Ik strompelde de trap op en kwam al hijgend aan op de communicatie- en HR-verdieping. Het was een mannenbedrijf. Behalve de afdelingen HR en communicatie. Daar was de verhouding van de geslachten omgedraaid.

Het zag er niet alleen anders uit: meer planten, meer tierelantijntjes, meer vakinhoudelijke posters op de muren. Het rook er anders. Meer parfum. Meer oestrogeen. Meer de lucht van thee.

Bij het koffieapparaat stond een jonge vrouw (maar duidelijk ouder dan ikzelf) in een blauwe wollen trui. Het apparaat spoot heet water in haar kartonnen beker.

‘Hoi’, zei ik.

‘Hoi?’, zei ze.

‘Ja, de koffie beneden’, zei ik. ‘Kapot. Machines hè. Je denkt dat ze de wereld overnemen. Dat ze vanuit de toekomst naar het verleden worden gestuurd om orde op zaken te stellen en dingen zeggen als ‘I’ll be back’, maar je kan er eigenlijk totaal niet op vertrouwen.’

‘Wat vervelend’, zei ze. ‘Ik heb je nog nooit eerder gezien, of wel?’

Ze accepteerde mijn uitgestoken hand met een lichte knijp. ‘Nee? Dat kan kloppen. Ik ben Charlie. Ik ondersteun Frits met de klantonderzoeken. Ken je Frits?’

Ze staarde gebiologeerd naar haar mok. ‘Ja die kennen we wel. Heeft Frits het zo druk dan dat hij ondersteuning nodig heeft?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Kijk. Mij hoor je niet klagen’, zei ik.

Ze schoot in de lach. ‘Het doet je niet veel, of wel?’

‘Wat precies?’

‘Deze job?’

‘Oh jewel! Ik ben blij met deze kans. Het is een eer om voor dit bedrijf te werken’, zei ik zo serieus mogelijk.

‘Oké’, zei ze. ‘Je bent grappig op een niet-grappige manier. Begrijp je?’

‘Vind je?’, gaapte ik. ‘Oh sorry hoor. Ik heb nauwelijks geslapen vannacht.’

Ze haalde de beker onder het apparaat vandaan en dipte er een theezakje in (groene thee). Op en neer. Op en neer. We keken er beiden gehypnotiseerd naar. Te wachten tot Victor Mids zijn ding ging doen of zo.

Toen dacht ik aan een Youtube-filmpje over het perfecte kopje thee zetten. ‘Dat moet je niet doen wat je nu doet’, zei ik. ‘Je moet het zakje paar minuten erin laten zitten zonder te dippen. Dan komen er meer antioxidanten vrij. Veel beter voor je gezondheid.’

‘Vind je?’ Ze bleef doordippen.

‘Wetenschappelijk bewezen. Ik zag het op Youtube.’ Ik knikte er heftig bij. ‘Dus het is waar.’

‘Voor de volgende keer dan maar’, zei ze en haalde het theezakje eruit en deed het in de GFT-bak naast het koffiezetapparaat.

‘Zijn ze op deze afdeling ook zo serieus?’, fluisterde ik terwijl ik een kartonnen beker eronder deed en via het touch screen scherm de zwarte koffie (extra sterk) zocht.

Ze keek me met dichtgeknepen ogen aan. ‘Geen idee eigenlijk?’

‘Blij dat ik het niet zo serieus neem dit leven’, zei ik toen. ‘When life gives you lemons, make lemonade.’

‘Wat een onzin komt er uit jouw mond’, zei ze. Met zo'n toontje, waarop ik niet kon opmaken of ze het meende of niet. ‘Sorry dat ik het zeg hoor.’

‘Wat is je naam eigenlijk?’, vroeg ik.

‘Dorien.’

‘Do. Leuke naam.’ Het apparaat begon mijn koffie voor te bereiden. De bonen werden gemalen. Gepuf en gekreun klonk en toen sputterde het zwarte goud eruit.

‘Noem je me nou Do?’

‘Niet goed?’

‘We staan niet in de club Charlie. Gedraag je’, zei ze. Toen liep ze met haar thee weg.

‘Dat klonk wel heel serieus’, riep ik haar achterna.

Ze schudde met haar hoofd en zei: ‘Ik zie je misschien straks wel. Ik heb een afspraak op jouw verdieping met Arnold en Frits.’

‘Tot zo dan maar.’

Ik kon geen hoogte van haar krijgen of ik nu een spetterende indruk had gemaakt of dat ik officieel mijn doodvonnis had getekend binnen dit bedrijf.

Ik ging met de koffie naar beneden naar mijn werkplek en staarde naar mijn Paint-programma. De grafieken uit het systeem waren zo lelijk en onoverzichtelijk…. Ik kon Paint niet negeren om het toch een beetje op te poetsen.

Maar mijn energie was zo laag. Ik had hier de kracht niet meer voor. Als elke vrijdag zo ging zijn…

Frits zat naast me zich druk te maken over een Excel-bestand. Op de een of andere manier kreeg hij de indeling niet goed.

‘Kan ik je helpen Frits?’

‘Dit moet werken voor mijn afspraak zo. Dit moet werken!’

‘Met Dorien?’

Frits keek me met grote ogen aan en boog toen voorover en fluisterde: ‘Zit jij in mijn agenda te neuzen? Dat vind ik niet zo fijn. Ik hecht waarde aan mijn privacy. De AVG-wet geldt ook in dit pand Charlie.’

‘Oh nee hoor’, stamelde ik. ‘Ik kwam Dorien tegen boven.’ Ik wees naar boven. ‘Ze vertelde het me.’

'Dan is het goed.'

‘Gaat jullie vergadering over die notitie waar Arnold het over had?’

‘Wat deed jij eigenlijk boven?’

‘Koffie halen?’

Frits boog weer naar achteren en draaide zijn stoel half naar zijn beeldscherm.

Ik miste vandaag een bepaalde sensitiviteit. Elk woord dat ik zei werd vandaag niet begrepen. Of zoals Acda & De Munnik zongen: Ik ben de gangmaker op het verkeerde feest.

Zwijgen. Ik moest zwijgen. Nieuw mantra. Zwijgen.

Frits begon weer te foeteren toen zijn laptop rare meldingen begon te geven. Hij tikte met zijn vlakke hand tegen het beeldscherm aan en ramde een paar keer hard op de spatiebalk.

‘En dan doet de printer het ook nog niet hè’, zei Frits. Hij liet me een onbegrijpelijke foutmelding zien. Iets met ‘interne fout’.

‘Je kan de tabellen ook op je laptop laten zien in de vergadering. Ik kan ze zelfs wat voor je oppoetsen in Paint. Dan ziet het er gelikt uit. Dan maak je echt indruk op de vrouwtjes. Ik zweer het je.’

Ik glimlachte met mijn lippen op elkaar en knikte er ook heftig bij.

‘Charlie. Ik hecht waarde aan papier. Dat geeft me rust. We hoeven niet allemaal mee te doen met de moderne tijd’, zei hij zo beheerst mogelijk.

‘Dat zei ons leger ook in 1940’, zei ik. ‘Volgens mij gingen we de Duitsers met paard en wagen te lijf op de Grebbeberg. Dus pas op met zo’n mentaliteit.’

Frits hoorde mijn grap niet. Hij zat nu heel hard te klikken op de muis. Daarna ging hij hard de enter-toets indrukken. Daarna tikkend op de escape-toets.

‘Het was maar een idee’, zei ik toen.

‘Wat is dit toch!’ Hij schoof de laptop naar achteren en deed zijn armen over elkaar. ‘Het enige wat ik wil is een printje.’

‘Zal ik het proberen? Staat het bestand ergens waar ik ‘m kan vinden?’, vroeg ik.

‘Dat heb ik je gisteren uitgelegd Charlie. We hebben een map waar alleen jij en ik in kunnen. Ik heb je gisteren mijn werkmethode voor je uitgeschreven. Of zat je ergens anders met je hoofd. Bedoel, ik verwacht wel…’, zei Frits.

‘Ik heb ‘m al’, onderbrak ik hem en toverde zijn Excel-bestand tevoorschijn op mijn laptop.

Frits keek me nu in totale verwarring aan. Alsof ik met een rok en bh en lang haar binnen was gelopen en toen mijn lul liet zien.

‘Ik heb ‘m naar de printer gestuurd. Ga jij kijken?’

Ik gaf hem mijn pasje waarmee hij mijn printjes kon uitprinten. Hij stond op en liep in snelle stappen weg.

Toen verscheen er ook op mijn computer een foutmelding. ‘Interne fout’. Niet veel later klonk er een vloek uit het printhok.

Frits kwam nog roder terug en gebaarde met zijn vuisten. ‘Eikels. Eikels! Hoe kan ik nu mijn werk doen hier? Hoe? Ik wil gewoon een printje hebben. Is dat te veel gevraagd soms? Is dat te veel gevraagd vandaag? Dit kost me uren van de dag. Uren! Ik kan zo toch niet mijn werk doen. Onmogelijk. Onmogelijk!’

Hij plofte neer op zijn bureaustoel en schoof zijn laptop weer naar zich toe en begon nog harder op de escape-toets te drukken. Daarna op de enter-toets.

‘Maar als je gewoon je laptop mee neemt en het dan laat zien?’

‘Geloof me nou Charlie! Het is beter om kopieën uit te delen, dan dat gestaar naar een scherm. We moeten eens ophouden met de hele dag staren naar een scherm. Het gaat om contact. Echt menselijk contact. Snap dat dan!’

‘Oké. Letters op papier. Of letters op een scherm. Het blijven letters op iets’, zei ik. ‘Ik zie het verschil niet.’

Frits zuchtte en keek mij hoofdschuddend aan. ‘Daar kom je nog wel achter. Als je wat ouder bent.’

‘Is het echt zo erg om de tabellen eenmalig op een laptop te laten zien? Echt zo erg? Is dat echt zo zo zo zo erg?’ Ik trok er een heel schijnheilig gezicht bij.

Frits zuchtte drie keer achter elkaar en legde zijn handen op zijn boven. ‘Ik heb geen keus hè?’

‘Je hebt altijd een keus’, en wist niet zo goed wat ik hiermee bedoelde. Ik klonk als Yara. ‘Stel je kwetsbaar op!’, zei ik daarna. ‘Laat zien dat je het in ieder geval probeert met een laptop en jouw digitale vaardigheden. Je hebt geen keus. Soms moet je je gewoon kwetsbaar opstellen. Probeer het.’

Frits boze blik werd verruild voor een bedachtzame.

‘Kwetsbaar opstellen’, herhaalde ik. ‘Het zou je verbazen wat het je gaat opleveren. Laat zien hoe digitaal je bent. Dit is een kans. Kans!’

Ik was echt Yara aan het worden.