Je moet bloeden als je een hart als glas hebt

Wat zou ik er niet voor geven om nog één keer mijn armen om zijn hoofd te slaan en te zeggen hoeveel ik van hem hield. Altijd maar die gêne. Het is niet zozeer al het verdriet dat ik hem heb gedaan – het gaat meer om de kleinere dingen. Dat ik kil was als hij zachtmoedig was.

Je moet bloeden als je een hart als glas hebt

De dag dat schilder Edvard Munch hoorde dat zijn vader was overleden, was de begrafenis al geweest. Hij woonde tijdelijk in Parijs, met een kunstbeurs van de Noorse overheid. Zijn pa woonde samen met zijn broer, zusje en tante in het huidige Oslo. De telefoon was er nog niet. En door omstandigheden kwam de brief met vertraging aan in Parijs. De tante was bang dat Edvard de shock van de plotselinge dood niet aankon en had een kennis gevraagd om de brief over te brengen…

Alleen het nieuws reisde sneller dan deze kennis met de brief. Een Noor sprak Munch aan in Parijs met het bericht dat zijn pa was overleden. Hij had namelijk een rouwadvertentie in Oslo gezien.

Munch reageerde, volgens zijn eigen aantekeningen, kil op het nieuws. Maar Munch was geen kille man. Integendeel. Hij had een hart van glas. Hij was snel overprikkeld, snel beledigd, had jaren nodig om over zijn ex-geliefden heen te komen en had constant het gevoel dat zijn zenuwen het gingen begeven. Hij was met periodes zeer nerveus. Een trekje dat zijn vader ook had. Nerveus om te reizen. Nerveus om te veel tijd door te brengen in kroegen. Nerveus om te lang dezelfde mensen om zich heen hebben. Maar als hij zich weer terugtrok aan een kustplaatsje, verveelde hij zich weer zo of werd hij zo gekweld door zijn gedachten, dat hij het sociale leven weer opzocht. Zijn gezondheid zat ook niet mee. Een familiekwaal van zijn moeders kant. Verkoudheidjes, pijntjes en mentale inzinkingen.

De dood van zijn vader sloeg hem flink uit het lood. Hij raakte totaal overprikkeld in Parijs. Zijn Noorse medekunstenaars kwelden zijn geest met hun gelach, hun stoere praatjes en hun gefeest. Hij kon het allemaal niet meer aan. Daarom huurde hij een hotelkamer in een buitenwijk in Parijs. In Saint-Cloud. Een plek waar geen van zijn vrienden hem opzocht, want waarom zouden ze ook?

Hij koos voor deze eenzame rust, waar hij vol verdriet nadacht over zijn vader. Ze hadden geen goede relatie gehad. Zijn pa was weinig thuis, afstandelijk en sinds de dood van ma kreeg hij een obsessie voor God en het geloof. Ook vond de vader het niets dat Munch voor het kunstenaarsleven koos. Hij schaamde zich regelmatig voor Munchs schilderijen, die in het openbaar vrij negatief en onbegrepen werden besproken. Deze praat tastte de familienaam aan.

Maar bij deze plotselinge dood was het niet haat die Edvard overspoelde. Integendeel. Hij kon nu pas inzien wat voor zachtaardige man zijn vader werkelijk was geweest. En hoe ingewikkeld hun relatie kon zijn.

Hij schreef op:

Wat zou ik er niet voor geven om nog één keer mijn armen om zijn hoofd te slaan en te zeggen hoeveel ik van hem hield. Altijd maar die gêne. Het is niet zozeer al het verdriet dat ik hem heb gedaan – het gaat meer om de kleinere dingen. Dat ik kil was als hij zachtmoedig was.

Hij kon nu in al zijn volledigheid zien dat zijn pa ook leed. Dat zijn pa met alles wat hij in zich had, ook maar deed wat hem het beste leek.

Maanden lang zat Munch in de buitenwijk. Hij vulde zijn tijd met lange wandelingen en probeerde zijn Frans te verbeteren door met de mensen uit de buurt een gesprekje aan te knopen. Maar zijn hoofd werd vervuld met rouw en geldzorgen.

Ook dacht hij veel na over zijn andere overleden familieleden: zijn zusje, zijn moeder en zijn opa.

​Eén vriend bezocht hem regelmatig. Maar ook dat vond Munch een kwelling. Ze kregen ruzie toen die vriend zat te flirten met een dienstmeisje van het hotel. Munch kon het niet aanzien. Het kwelde zijn geest en hij begon hem uit te foeteren en uit te schelden. Daarna zei hij verslagen:

Neem het me maar niet kwalijk, zei ik, maar je weet niet hoe erg het is. Hoe het minste, geringste geluid een kwelling voor me is. Toen zei hij niets. En ik lag er angstig bij. Bang voor plotseling lawaai. Bang voor iets waarvan ik niet wist wat het was.

Munch wilde vooral met rust gelaten worden. Tegelijkertijd wilde hij zo graag contact met anderen. Het was net alsof zijn hele wereld zwart was gekleurd. Bijna letterlijk.

Zoals het mysterieuze liedje Black van de grunge-band Pearl Jam, dat over het verlies van een geliefde gaat.

All the pictures have all been washed in black
Tattooed everything

All the love gone bad turned my world to black
Tattooed all I see, all that I am, all I’ll be

​Munch kwelt zich in deze periode nog meer door oude brieven van zijn ex-geliefde te lezen.

Toch blijft die ene vriend terugkomen. Hij vat hun vriendschap later samen als twee horloges, die in deze periode gelijk zijn gezet en gelijk zijn blijven lopen in het vervolg van hun leven.

Hun vriendschapsband is in deze inktzwarte periode van Munch sterker geworden.

En hoewel de melancholie hem bijna opvrat, bleef Munch zich uiten via zijn schilderwerk.

​Zoals schrijven voor mij als ademen aanvoelt, moet schilderen ook voor Munch aangevoeld hebben als iets wat hem in leven hield.

Hij schilderde in deze periode Nacht in Saint-Cloud (zie onder aan deze mail). Een schilderij dat mijn ziel diep raakt. Als je dit schilderij ziet en weet in wat voor periode hij zat, dan snap je het. Dan snap je het volledig.

De donkere kleuren. Die eenzame man met de hoed op, zittend bij het raam, starend naar buiten, naar de Seine. Die man is de goede vriend overigens. Die heeft geposeerd voor dit schilderij. Maar ik ben ervan overtuigd dat Munch vooral zichzelf hier uitbeeldde.

​De biograaf Atle Naes schrijft in het boek Munch dat een andere vriend Munch een kaartje opstuurde in deze tijd. Dat deed hem goed. Hij krabbelde een antwoord, maar heeft deze kladversie nooit verstuurd. Op het papiertje stond dit als antwoord:

Hier in mijn eenzaamheid stel ik het dubbel op prijs dat iemand zich mij herinnert – ik voel me van de winter echt eenzaam, ziet u – […] Hoeveel avonden heb ik niet alleen voor het raam gezeten en me erover geërgerd dat u niet hier was om samen met mij het tafereel buiten in de maneschijn te bewonderen – met al die lichtjes aan de overkant en de gaslantaarns op straat – en alle stoomboten – met groene en rode lampen en gele lampen. En dan dat vreemde halfdonker in de kamer – met het blauwachtig glanzende vierkant dat de maan op de vloer werpt.

​Het laat me weer zo beseffen dat we als gevoelige wezens moeten bloeden. Op papier. Op iets buiten onszelf. Om onze emoties om te zetten in symbolen. Om onze innerlijke wereld weer in evenwicht te brengen door een deel naar buiten te duwen. Het letterlijk uit ons te laten vloeien.

Munch had geen keus in het leven dat hij koos. Financieel succes bleef lang uit, maar hij bleef doorgaan met schilderen. Zijn gevoelswereld projecteren op het witte doek. Zijn worsteling met de liefde, de dood en zijn mentale gezondheid.

Zodat jij er nu ook naar kan kijken, anno 2021. Hoe tijdelijk je wereld in zwart gekleurd kan zijn, als je rouwt om iets wat er niet meer is of misschien wel nooit is geweest.

Ik heb het schilderij als poster gekocht. Het hangt nu in mijn gang. Voor een potje dagelijkse melancholie.


😱 Deze tekst komt uit mijn dagelijkse e-mail. Elke vrijdag schrijf ik over je creatief uiten of een artiest die zijn lijden om heeft gezet in een kunstwerk. Alleen voor abonnees.
😏 Ik heb een nieuw boek geschreven. Het heet 'Ze gingen samen het toilethokje in.mp4'.
👀 Ik ben een dagelijkse e-mail begonnen. Over naar bed gaan met iemand die je niet mag. Je eenzaam voelen in een club vol mensen. Over de toxiciteit van je eigen perfectionisme. Abonneer je via https://petje.af/tomsondarko/. Als je niet zo goed weet wat je kan verwachten, schrijf je dan in voor mijn wekelijkse e-mail (gratis) of luister naar mijn wekelijkse spraakberichten (gratis).

Nacht in Saint-Cloud. Door Edvard Munch