Die mensen die niet één dag zonder douche kunnen overleven
Geen enkele spier in mijn lijf wilde in beweging komen. Mijn vingers weigerden de blokjes van het toetsenbord in te drukken. Ik kon geen zinnig woord verzinnen dat op mijn laptopscherm moest verschijnen.
Mijn handen waren als gips. Mijn zenuwsignalen werden ergens in mijn nek geblokkeerd. Anne zat naast me, al zuchtend ritmisch te tikken met de achterkant van haar pen op haar notitieboekje. Ze staarde naar mijn laptopscherm in de studiezaal van ons schoolgebouw.
Vandaag kreeg ik geen letter op papier. Ook al zat ze naast me om me daarmee te helpen. Ik draaide met moeite mijn hoofd naar haar om mijn fysieke beperkingen op dit moment te verhullen. Als een Houdini. Ik wist hoe ik vrouwen moest bespelen. Zo was ik geboren.
‘Je ruikt lekker’, zei ik zwoel.
‘Lijkt me sterk. Ik ben vergeten deodorant op te doen vanochtend’, zei ze.
‘Dan is het je lichaamsgeur die ik ruik. Lekker hoor.’
‘Serieus? Ben jij zo’n gast die kickt op meurende oksels, bezweette balzakken en muf ruikend haar? Ik weet niet Charlie. Ik had je schoner ingeschat.’
Anne. Een meid met wie ik graag flirtte. Ze was niet de knapste dame van de opleiding, wel de meest vrijdenkende. Ze droeg altijd net te korte rokjes met daarboven onbegrijpelijke groene, gele of rode longsleeves. Smaak had ze niet. Maar wat maakte het uit met zo’n breed achterwerk als dat van haar?
‘Hoe kun je je deo vergeten?’, vroeg ik.
‘Ik heb niet zoveel met deze door hygiëne geobsedeerde samenleving. We zijn slaven van de beauty-industrie geworden. Ik zal de slappe lach krijgen als al die tuthola’s van onze opleiding twee dagen niet kunnen douchen doordat de cv-ketel onherstelbaar beschadigt of zo. Door een blikseminslag. Bam. Weg beschaving.’
‘Ik zou zo’n kapotte cv ook niet trekken, hoor. Ik ruik mezelf niet graag’, zei ik.
‘Weet ik’, zei ze. ‘Is niet erg hoor. Het is gewoon een extra stap die we nemen om afstand te nemen van de natuur. We bannen gewoon alle mogelijke geuren en feromonen die de natuur aan ons heeft gegeven volledig uit en vervangen die door zoete walgelijke veel te dure luchtjes, aangeprezen door die overbetaalde youtubende lipstickchicks.’
‘Oké’, zei ik maar.
‘Ga je nog wat typen of wat?’
Ik keek naar mijn laptopscherm. Document 33 stond helemaal bovenaan. Het vlak zag er te wit uit. Ik had wat steekwoorden opgeschreven, maar eigenlijk stond hier gewoon niets nuttigs. Het zweet brak me uit. Nog een paar weken te gaan voor de school de deuren zou sluiten. Als ik deze groepsopdracht met een voldoende zou afsluiten en mijn herkansing op een tentamen goed had gemaakt, dan kon ik waarschijnlijk na de zomervakantie eindelijk gaan afstuderen.
Ik moest gewoon mijn deel voor deze groepsopdracht opschrijven. Maar iets hield me tegen. Het maakte me angstig. Straks moest ik ze onder ogen komen. Mijn moeder, mevrouw Jenny, mijn studiegroep. Die dwingende ogen van mensen die niet uit durfden te spreken dat ik een nietsnut was, maar ik wist dat ze het dachten.
Ik was een nietsnut.
‘Ik denk dat ik een schrijversblokkade heb’, zuchtte ik.
‘Om te schrijven moet je voelen, Charlie. Zonder emoties krijg je niks op papier.’ Ze keek me aan met haar grote bruine ogen. ‘Eh-echt.’
‘Soms denk ik wel eens dat ik niet gemaakt ben om te werken. Elk zintuig komt diep in mij in opstand. Snap je? Als een een-tweetje tussen mijn brein en mijn ledematen. Ik heb het hele weekend naar het scherm gestaard. Er kwam niets uit me. Serieus.’
‘Je zei vijf minuten geleden nog dat je drie dagen achter elkaar brak was van de feestjes die je hebt gehad inclusief de afterparty’s.’
‘Oké. Ik bedoelde zondagmiddag. Maar het voelde als drie dagen.’
‘Je bent een hopeloos geval.’
Dit is een voorpublicatie van het boek Vrouwen die Charlie haten
Het eerste Psycho killer boek: Vrouwen die Charlie haten. De paperback is verkrijgbaar via webshop Psycho killer