3. Ik hoop dat je vindt wat je zoekt

Ik zei dingen als ‘Ik hoop dat je vindt wat je zoekt,’ en ‘Ik wens jou niets meer dan liefde en geluk toe’ en ‘Ik ben je zo dankbaar voor de jaren die achter ons liggen.’

3. Ik hoop dat je vindt wat je zoekt

Ze smeerde elke ochtend mijn boterhammen voor ik naar werk ging. Ze zoende me blij op de wang als ik weer thuiskwam. Ze herinnerde me eraan als mijn favoriete tv-programma weer begon (Voetbal Inside.)

Lange tijd dacht ik dat dit liefde moest zijn.

Dat liefde zo moest voelen.

We waren uitgepraat. Al een paar jaar. Het gesprek tussen ons werd in steeds minder woorden gevoerd. De klanken van de uitgesproken woorden vertelden ons alles.

‘Hoe ist?’

‘Goeh.’ Stilte. ‘Jou?’

‘Goeh.’

‘Leuke dag?’

‘Ja, best wel. Jou?’

‘Druk. As usual.’

‘Nog niets gehoord over een vervanger?’

‘Nope.’

We leefden langs elkaar heen in hetzelfde huis. We keken onze eigen series op onze eigen iPads. We luisterden onze eigen muziek op onze eigen bluetooth koptelefoons.

We maakten geen ruzie. Ik zou niet weten over wat. Dat ze soms het plastic vergat te scheiden en het gewoon in de kliko gooide? Dat ik eens een batterij in de lege papiercontainer vond?

Mijn buikje groeide omdat ik op zaterdag en zondag niet van de bank afkwam. Uitgeput van de werkweek.

Zij besloot te sporten. Veel. Yoga. Crossfit. Paardrijden.

Ik had het toen moeten zien. Ze was aan het veranderen en ik had het niet in de gaten. Ik groeide niet mee met haar nieuwe mindset.

De dag dat Liselotte me vertelde dat ze iemand anders zag liet me overgeven in het toilet.

Ik kon me niet eens meer verzetten. Ik zag het in haar ogen. Geen enkel woord zou helpen.

Dus deed ik het met mijn handen. Ik pakte in de woonkamer haar hand vast, ging op mijn knieën en drukte haar hand tegen mijn betraande wang aan.

Ik ging al rollend door de kamer, huilend van de pijn. Ik liep de trap op en af om mijn energie kwijt te kunnen.

Het was beetje over-the-top. I know. Maar ik moest toch wat?

Zij huilde ook. Ik dacht dat haar tranen de tranen van hoop waren. Dat was het niet. Een weekend later waren de spullen weg.

Via-via hoorde ik dat ze ingetrokken was bij hem. Een crossfitter. Dwight. Een kop groter dan ik. Brede schouders. Volle armen. Gemillimeterd haar. Een glimlach om u tegen te zeggen. Hij had een eigen Surinaams restaurant in Amsterdam.

HIJ WAS ALLES WAT IK NIET WAS.

Gespierd. Ondernemend. Zelfverzekerd. Kwetsbaar.

Ik was vet. Lui. Onzeker. Gesloten.

Hoe meer ik over hem te weten kwam, hoe suffer ik me begon te voelen.

Alsof die negen jaar samen niets voorstelde. Alsof ze negen jaar wachtte om hem te ontmoeten.

Alsof ik een tussenstation was in haar leven naar hem toe.

Alsof het allemaal voor niets was geweest.

We appten nog wel eens met elkaar. Al had ik meer het idee dat ze het deed omdat ze medelijden met me had.

Ik stelde me elk appje weer ontzettend dienstbaar en zwak op.

Ik zei dingen als ‘Ik hoop dat je vindt wat je zoekt,’ en ‘Ik wens jou niets meer dan liefde en geluk toe’ en ‘Ik ben je zo dankbaar voor de jaren die achter ons liggen.’

Maar ik wou zeggen: ‘Ik hoop dat je stikt in zijn lul. Ik hoop dat hij je bedriegt met honderd andere vrouwen. Ik hoop dat hij je jarenlang aan het lijntje houdt terwijl je wel beter weet, zodat je daarna minstens tien jaar in therapie moet.’

Ik hoopte vooral dat ze tot inzicht zou komen dat ze beter af was met mij.

Deze hoopvolle gedachtes verdwenen na een paar weken.

Zij ging niet meer terugkomen.

Waarom zou ze?

Mijn zelfvertrouwen zat net niet boven het vriespunt.

Het zat op het absolute nulpunt: −273,15 graden Celsius. Verder naar beneden kon niet.

Wat had ik nou te bieden?

Me suf werken op kantoor. In het weekend als een zombie nutteloos Netflixen en chips eten. Dat was wie ik was voor haar.

Ik zal het even uitspellen voor je: SAAI.

Ik was zelfs ‘s een keer haar verjaardag vergeten. Of nou ja. Niet vergeten dat ze jarig was, maar vergeten om een cadeau te halen. Want ik was zo moe en futloos.

Ze was te vanzelfsprekend geworden.

Ze was niet eens boos op me dat ik het cadeau was vergeten. Ook niet teleurgesteld. Al zag ik dat wel in haar blik. Maar ja, ze had toch een mond om haar gevoelens te uiten? Ze kon toch gewoon zeggen wat ze ervan vond? Toch?

Dat dacht ik toen. Nu dacht ik: ik had moeten doorvragen. We hadden vaker moeten praten.

Charlie zei dat ik geproefd had van het burgerlijk leven en nu moest nadenken of ik zoiets nog een keer zou willen.

In zijn hoofd bestonden er maar twee versies van een relatie. Of samen op zaterdagmiddag naar de Ikea óf alleen online je Ikea-bestelling plaatsen.

Wist ik veel wat ik wilde. Gewoon. Een huis. Een warme kont om ‘s avonds tegen aan te liggen.

Dat was het.

Zo simpel was mijn verwachting van het leven.

Charlie maakte alles complex met vrouwen.

Ik niet.

Ik liet ze in slaap sussen tot ze zichzelf niet meer herkende in de relatie.

Dat was ook een talent. Dacht ik.

Ik wist tot voor kort hoe mijn leven naar de dood eruitzag.

Nu wist ik niets meer zeker.

Ik bleef achter met een twijfel over wie ik was. Wat voor persoon nou in de spiegel terugkeek. Wie nog van me houden kon. Of ik wel van mezelf houden kon.

Ik was mezelf afgelopen negen jaar kwijtgeraakt.

Een oud-studiegenoot van me, Tim, ging samenwonen met een maat van hem die hij steevast mr. Chlamydia noemde. Daardoor kwam er een kamer vrij in het huis waar hij in zat met wat oudere twintigers.

Ik vond het oprecht een dieptepunt dat ik mijn dozen de trap optilde van een studentenhuis. Ik had jarenlang in een appartement gezeten in Overvecht met Liselotte. Daarna een rijtjeswoning in Leidsche Rijn. Wat voelde ik me toen toch beter dan Charlie of Kurt of Sjoerd. Zij moesten altijd keukens en badkamers delen met vage smerige mensen.

Ik niet.

Nu wel.

Ik had geen keus. Een woning alleen kopen was onmogelijk. Een huurwoning voor mezelf vinden was zonde van het geld.

Dus troostte ik me met de gedachte dat dit iets tijdelijks was. Bovendien niet verkeerd om in een huis met mensen te zitten zodat ik niet zou vereenzamen.

Dat was mijn grootste angst. Dat ik nog meer zou vereenzamen. Zonder vrienden, zonder partner. Al chipsvretend en tv-kijkend negenennegentig jaar worden. Alleen de pessimisten en de luie donders werden negenennegentig jaar. Dat was een regel. Een straf van een god.

Jij vindt het leven altijd kut en nutteloos? Hahahaha. Hier. Ik laat je gewoon negenennegentig jaar oud worden! Iedereen van wie je houdt sterft eerder dan jij en jij blijft daar alleen achter in een bejaardenwoning met zorgpersoneel dat je opgedroogde kwijlplekken rondom je mond weg boent. Karma!

Wat een nachtmerrie…

Lees verder 4. Maar ik wil jou


🚬Je leest een verhaal uit de reeks Uitbraak.
‌📗 Ik heb een boek over Charlie geschreven: > Vrouwen die Charlie haten. Die kan je prima lezen zonder voorkennis van de andere blogverhalen.‌
📷 Foto via @lastnightsparty