Sombere hitsigheid: Onbegrepen hoofdstuk 1

Tekstversie hoofdstuk 1 van mijn (luister)boek Sombere hitsigheid #0: Onbegrepen.

Sombere hitsigheid: Onbegrepen hoofdstuk 1
Photo by Patrick Hendry / Unsplash

Wegens grote vraag druk ik het verhaal van mijn luisterboek op papier.

Bestel hier.

Luister hier:

Hoofdstuk 1

Dus daar zat ik.

In mijn kamertje.

In mijn slettenjurk.

Op de stoel.

Voor het raam

Gordijnen open.

Uitzicht op de verlichting van een trappenhuis aan de andere kant van het veldje.

Fles droge witte wijn aan mijn lippen.

Leonard Cohen uit mijn laptop speakers.

Het was overduidelijk.

Mijn hart was weer eens gebroken en ik wilde gewoon bevestiging van iemand.

Dat ik mooi was.

Iemand om naar te verlangen.

Iemand om te beminnen.

Om te proeven.

Te voelen.

In mijn oor te laten fluisteren:

‘Je bent het waard’.

Ik appte mijn vriendin Yara dat ik al dronken was en zo op de fiets zou stappen.

Kijkend in de spiegel in de badkamer, met een tandenborstel in mijn mond, zag ik vooral in mijn ogen een gebroken ziel.

Zo’n doffe, treurige blik.

Zelfs als ik glimlachte, bleef de blik hetzelfde.

Zelfhaat.

Veroorzaakt door hem.

Het was niet eens dat ik echt verliefd op hem was.

Het was ook niet echt dat we een toekomst hadden.

Maar de woorden die hij zei.

Toen hij in mijn kamertje verscheen en niet eens zijn jas uit deed.

Niet eens ging zitten.

‘We moeten praten.’ mompelde hij .

En toen kwamen de woorden.

Dat het allemaal aan mij lag.

Te aanhankelijk.

Te intens.

Te direct.

Te vermoeiend.

Te vaag.

Dat deed zo’n pijn, dat ik alleen maar kon zeggen wat hem het meest zou kwetsen.

‘Zeg jij, met je terugtrekkende haarlijn. Je lijkt wel vijftig jaar man.’

Ja, dat zei ik. En toen begon ik heel hard te lachen.

Om hem vervolgens mijn kamer uit te duwen.

‘Kom maar weer terug met een beter verhaal!’, riep ik achter hem aan.

‘Dit bedoel ik,’ zei hij. ‘Dit is precies waarom niemand het met jou langer dan drie maanden uithoudt.’

Ja, dat deed meer pijn.

Want het waren feiten.

Mijn langste record was 89 dagen met iemand samenzijn.

Mijn kortste 24 uur.

Groep 7. Met Albert.

En met deze nitwit stond de teller op 69 dagen.

Ze braken altijd met mij. Ik niet met hen.

Dus ja. Dat doet wat met je zelfvertrouwen.

Dus ik zei: ‘Jouw lul is bovendien echt te klein.’

‘Je wil altijd maar het laatste woord hebben,’ zei de nitwit, met tranen in de ogen.

‘Aaah. Ga je nu huilen?’ vroeg ik.

‘Het is je persoonlijkheid,’ zei hij. ‘Het zal altijd zo gaan.’

Toen liep hij de trap af, naar beneden, naar de voordeur en schreeuwde naar boven: ‘Je persoonlijkheid!’

‘Boehoehoe,’ riep ik nog achter hem aan.

De deur van mijn huisgenoot Sintia ging op een kier open.

Haar oog door het kiertje heen. ‘Ben je oké, darling?’ vroeg ze.

‘Meer dan oké, schat,’ zei ik. ‘Meer dan oké.’

Maar toen ik mijn deur sloot, liet ik me met mijn rug tegen de deur op de grond glijden en huilde zo overdreven hard.

Zielig wel.

Dat Sintia me nu kon horen.

Tranen waren iets voor jezelf.

Niet voor anderen.

Wees niet zwak.

Maar stoïcijns.

Laat je niet raken door de wereld.

Doe gewoon niet zo kwetsbaar.

Ik was dat meisje dat op de middelbare school iedereen die aan het huilen was, een jankbal noemde. Ook al had iemand net gehoord dat diens pa kanker had of zo.

Ze waren jankerds.

Allemaal.

Nu was ik zelf op mijn kamertje zo overdreven hard aan het huilebalken.

Om hem.

Hem!

Man, man, man.

Het was niet omdat mijn hart wéér gebroken was.

Die had ondertussen een enorme eeltlaag ontwikkeld.

Het was vooral mijn geknakte ego dat pijn deed.

Maar ook daar kon ik niet echt om huilen.

Het waren zijn woorden…

Die raakten mijn ziel.

Zo’n oude wond, die je alleen maar kon ontdekken na tien sessies bij je therapeut.

Zo’n oude wond, die je alleen maar kon verklaren bij een nachtelijk gesprek met een onbekend persoon, ergens in de tuin met wat bier, een vest op je schouders en wat brandende houtblokken.

Ik deed niet aan therapie.

Ik biechtte mijn levensverhaal niet op aan vreemdelingen.

Want ik was Nora.

One of the guys.

Een libido van hier tot Tokio.

Iemand die veel liefde had te geven.

Iemand die niet zo zwart wit over de liefde, monogamie en het leven denkt.

Gewoon.

Beetje passie.

Ik was gewoon een fijn wijf om mee te hangen.

Maar, ja.

Ik was wel, intens.

En dan druk ik me nog zachtjes uit.

Het was bij mij alles of niets.

Daarom deed ik ook niet aan smartphones.

Want eenmaal op social media kon ik mijn ogen er niet meer van af houden.

Al die dopamine-shotjes waren niet goed voor mijn brein.

Eén grote kermis.

De hele dag door.

Bescherm jezelf.

Ten alle tijden.

Door goed voor jezelf te zorgen.

Het is vrij eenvoudig.

Als je iets niet wil, blijf er uit de buurt.

Dat zei tante Lucy tegen me.

Ik had eens een heel semester verpest op school.

Door Wordfeud.

Wordfeud!

Tot diep in de ochtend tegen onbekenden spelen, al liggend op de bank in mijn joggingbroek en hemd.

Me verschrikkelijk opwinden wanneer mensen het potje verlieten als ik aan het winnen was.

Niet goed.

Niet goed.

Dat is niet goed voor je mentale weerbaarheid.

Al dat slaapgebrek ook.

Het maakte mijn huid witter dan die al was.

Mijn wallen donkerder dan hoorde.

Dus die telefoon ruilde ik om voor een Nokia.

Al poepend op de wc was ik met een slang op appeltjes aan het  jagen en probeerde ik te voorkomen dat ik mijn eigen staart opat.

Ik had ook een uiterlijk dat aan óf uit stond.

Of mannen van jong tot oud keken mij na.

Naar mijn strakke kont.

Mijn te magere lijf.

Of niemand zag me staan.

Alles of niets.

Zo behandelde ik mijn kledingstijl ook.

Of ik kleedde me vrouwelijk.

Kleurrijke jurkjes, hemdjes, strakke jeans en een hoop poeder op mijn neus.

Of ik kleedde me als een verveelde, ongeïnteresseerde puber.

Dikke truien, vesten en broeken met gaten erin, zonder iets op mijn gezicht te hebben.

Wat viel er niet aan mij te mogen?

Ik kon mijn geliefden gerust wakker porren, om vervolgens zonder onderbroek in bed boven hun slapende lijf te gaan staan en me klaar te vingeren.

In de hoop dat er wat kutvocht op hun gezicht kwam en ze daarvan wakker werden.

En dan naar mijn kut keken met mijn vingers erop en erin.

Sop. Sop. Sop. Sop.

Al kreunend ‘jaaaaahaaa’ schreeuwen.

Al hijgend: ‘Wie is hier de alfa? Wie is hier de alfa?’

Dat vond ik heel grappig.

Zo was ik.

Alles of niets.

Ik liet me daarom ook graag temmen door mannen.

‘Tem me,’ zei ik. ‘Tem me.’

Laat me eens in bed zien wie mij de baas kan zijn.

Mishandel me.

Maar wel met liefde.

Geen frustratie-neukpartij.

Nooit.

Eerst mijn billen aaien.

Dan de klap, zo hard dat het rood wordt.

Daarna kusjes erop.

Liefde met gevoel, weet je wel.

Zoals ik de lul van een man behandelde.

Erop tuffen.

Vastpakken.

Als een microfoon roepen: ‘Ladies and gentleman. Welcome to this main event. Let’s get ready to rumble!’.

Om het vervolgens sensueel in mijn mond te stoppen.

Liefde met gevoel…

Ik had niet echt een type man.

Zolang ze maar een gekke afwijking in hun uiterlijk hadden.

Een grote moedervlek op de wang.

Een iets te vettig buikje.

Van die kippenborstjes.

Platvoeten.

De nitwit had platvoeten. En een moedervlek op zijn wang.

Dan lag hij in zijn bed, pakte ik zijn platvoet vast, drukte ik het tegen mijn wang aan als knuffel en dan zei ik ‘hallo’.

De moedervlek op de wang aaide ik met een kwastje uit mijn make-up doos.

‘Je bent zo mooi, kleine ophoping van bruine kleurstof in de huid,’ zei ik dan.

Niet dat mijn geliefden dit begrepen.

Ze werden er onzeker van.

Wat ik weer tegen ze gebruikte als we ruzie hadden.

Dan zette ik het als wapen in.

‘Zeg jij met je maat 45 voeten!’

Zielig wel.

Dat ik dat deed.

Ik was intens.

En ook gevoelig.

Dat wat altijd wrijving gaf met mijn moeder…

Bestel luisterboek of boekversie van Sombere hitsigheid #0: Onbegrepen.