I Mijn worsteling – Ik heb bijna nooit zin in feestjes. Maar als ik er ben, wil ik niet meer weg.
Het lijkt wel alsof ik het mezelf niet kan toelaten om voorpret te hebben. Bijvoorbeeld als er een feestje in het verschiet ligt. Als een jinx. Dat de goden van plezier zich tegen me gaan keren. Dat ze me de meest social awkward avond gaan voorschotelen waaraan ontsnappen onmogelijk is.
Het idee van ergens niet uit kunnen ontsnappen, maakt me heel erg angstig. Dat gevoel van opsluiting.
Ik heb dus meerdere malen in mijn leven vastgezeten in een lift. Wat is de kans überhaupt dat je dat meerdere malen overkomt?
De lift an sich is de nachtmerrie niet, maar in een situatie zitten waar je niet uit weg kan stappen. Ik viel niet flauw in de lift. Ik raakte ook niet in paniek. Maar het kostte me enorm veel energie om mezelf rustig te houden. Begrijp me niet verkeerd. Van binnen gebeurde er een hele hoop, maar een paniekaanval wist ik drie keer te voorkomen.
Het is mijn geheime wapen. Rustig overkomen terwijl ik dat niet ben. In zekere zin heeft mijn rustige uitstraling ook een kalmerend effect op mezelf. Maar misschien is dat juist gevaarlijker. Want ik zit opgesloten in dat harnas van kalmte. Ik kan er niet uitbreken. Zoals vroeger in de middeleeuwen bij die toernooien. Twee ridders, die op hun paard op elkaar afstormen, met zo'n grote lans. Als de een van het paard wordt gezwiept, valt die met zijn zware harnas op de grond en kan die niet meer opstaan. Het harnas is te zwaar. Dat wat hem beschermt, maakt hem nu machteloos.
Zoals mijn kalmte me soms ook machteloos kan maken.
Ik heb in mijn leven denk ik minimaal honderd paniekaanvallen gehad, op alle plekken die je maar kan bedenken, tijdens de meest aparte gebeurtenissen.
Maar niemand had het in de gaten. Sowieso hebben mensen niet snel dingen in de gaten. Maar ik moet er wel bij zeggen ik kampioen ben in het verbergen. Een paniekaanval is erg. Maar dat iemand me zo kwetsbaar ziet, maakte het nog erger. Dan ben ik bang dat de aanval escaleert en ik mezelf al brakend, hyperventilerend, huilend en met mijn benen schoppend in de lucht enorm voor schut zet. Dat ze me even later op een brandcard met zuurstoftank gaan afvoeren en iedereen mij na gaat staren, terwijl ik de ambulance in word geduwd en met zwaailichten naar het dichtstbijzijnde gekkenhuis word gebracht.
Dat gebeurt er dus in mijn hoofd. De angst dat dat me gaat overkomen.
Het laatste wat ik wil, is dat mensen last van me hebben. Dus ik verberg mijn innerlijke pijn. Daarom begrijp ik het schilderij van Munch ook zo goed. De schreeuw. Van binnen. Zo hard. Maar niemand die die kan horen.
Soms hoor ik de stem van de psycholoog echoën door mijn hoofd. Met zijn betaalde advies en g-schema's. Ik zie het nog voor me. Hij op de stoel met zijn laptop op schoot. Ik in de hoek gedrukt op de bank, zo ver mogelijk bij hem vandaan. Het raam halfopen voor wat frisse lucht, zodat we elke optrekkende bus, auto of fietser langs hoorden komen. 'Nou en dat mensen last van je hebben?' zei hij dan.
Volgens hem moest ik het gewoon zeggen tegen iemand naast me: 'Ik voel me niet zo fijn. Ik heb last van een paniekaanval.' Dan haal je de angel eruit. Dan laat je die gedachte 'Niemand mag het zien, oh god, laat het niet erger worden' ontsnappen. Want waarschijnlijk is die innerlijke strijd tegen de ontmaskering, wat de aanval zo heftig maakt.
Ik weet tot op de dag van vandaag nog steeds niet of hij gelijk heeft. Ik houd namelijk niet van kwetsbaarheid.
Ja, nu, via woorden. Dan kan ik er met een afstandje naar kijken. Dan kan ik met een zekere ironie mijn eigen social awkward avonturen opschrijven en met jou delen. Dat maakt het dragelijk voor mij.
Maar niet in het moment zelf.
Net zoals ik me dus moeilijk kan opladen voor een feestje. Ik heb geen voorpret.
Want als ik wel voorpret heb, dan heb ik heel veel voorpret. Zoveel voorpret dat ik er soms nauwelijks van kan slapen. Maar als het moment daar is, gaat het altijd anders dan ik had bedacht. Gewoon echt anders. Vaak gebeurt dat wat ik zo graag wil niet. Het feestje wordt afgelast. De persoon met wie ik zou gaan, meldt zich af. En dan voel ik me kut, verlaten en alleen. Dan voel ik me bedrogen door mijn eigen plezier. Opgesloten in mijn eigen verdriet.
‘Alsof ik nooit eens plezier mag hebben’, denk ik dan.
Wat natuurlijk een gedachte is die niet klopt. Want al die keren dat de voorpret wel werd ingewilligd in een fantastische avond, ben ik nu alweer vergeten.
Neem nou laatst.
We hadden met wat jongens uit de straat afgesproken om elke woensdagavond op het veldje naast de wijk te gaan voetballen. We kennen elkaar nauwelijks. Maar die schijtlockdown had niemands buikje laten krimpen. Dus de eerste avond hebben we twee uur gevoetbald met elkaar. 4 tegen 4.
'Volgende week weer?' Volgende week weer.
Ik was zo enthousiast. Voetbalschoenen gehaald. Mijn hele beweegplanning afgestemd op die woensdagavond. Ik zat de dagen af te tellen in mijn hoofd vlak voor ik ging slapen.
Toen de organisator zich die woensdag in de app meldde met 'Vanavond weer?' was ik de eerste die 'JAAAAAA!!!!!!!!!' zei.
Anderen zeiden ook 'Ja'.
Maar toen de eerste zich afmeldde met een kutsmoes, volgde de rest ook een voor een. Ook degenen die eerst 'Ja' zeiden.
Daarna was ik nog als laatste over die zich nog niet had afgemeld.
Ik zei maar droog 'Oké' op de opmerking dat het niet doorging.
Zo gaat het al mijn hele leven. Als ik me echt ergens op verheug, lijk ik de enige die er alles aan doet om dat evenement door te laten gaan.
Ik weet ook wel dat dit allemaal niet per se waar is. Dat de wereld heus niet tegen mij is.
Ik kan gewoon niet zo goed omgaan met teleurstellingen.
Dus om teleurstellingen te voorkomen, kan ik beter geen zin hebben in dingen. Om me daarna te laten verrassen of zo.
Maar dat is ook niet helemaal waar. Want in plaats van voorpret, heb ik nu voorangst.
Onrealistische gedachten van opgesloten raken in mijn lijf, in gesprekken die nergens over gaan, in het idee dat ik te weinig ademruimte heb.
Feestjes zijn vreemd voor me. Ik kan anoniem opgaan in het meubilair en dat vind ik helemaal prima.
Ik zie ook vreemde dingen. Mensen van wie hun persoonlijkheid door amper drie biertjes totaal verandert. Mensen die langs elkaar heen praten. Of mensen die rare dingen tegen mij gaan zeggen.
Zoals een lange, blonde gast die aankondigde zo het huisfeestje te verlaten. Het was al half 3 's nachts. Het bier was dood. De muziek was ruk geworden. De afgesneden stokbroodjes hard. Maar hij ging nog even de stad in met een vriend en knikte naar die vriend die een stukje verder stond.
Ze gingen zo meteen nog even iemand oppikken in een kroeg.
'Daar hoeft hij nooit moeite voor te doen', zei hij grinnikend. 'Dat gaat altijd heel snel bij hem.'
Ik kreeg daar een wat leeg gevoel van. Het was niet per se een knappe man, die vriend. Maar hij had wel een bepaalde zekerheid over zich heen en ook een kalmte. Wat hij had, was vertrouwen en onvoorspelbaarheid. Blijkbaar houden dronken vrouwen om 3 uur 's nachts in Utrecht van vertrouwen en onvoorspelbaarheid. Om meegesleept te worden naar dat hol van hem.
Net zoals ik een raar gevoel kreeg van het feit dat die blonde gast zat op te scheppen over de versiercapaciteiten van zijn beste vriend. Alsof het ook iets over hem zei.
Ik heb nog nooit iemand in de stad opgepikt. Ik denk ook niet dat ik met een goede vriend van mij nog om 3 uur 's nachts mee zou gaan als wingman. Ik voel me dan een derde wiel. Een getuige van andermans geilheid. Ik ben liever een gelijke voor iemand. Als je samen de stad in gaat, dan doe je dat voor elkaar. Om met elkaar plezier te hebben. In mijn universum is er dan geen plaats om ook een vrouw op te pikken. Ook niet voor een trio.
‘Heb je niet genoeg aan mij?’ denk ik dan. Ben ik slechts een tijdelijk vermaak voor je, tot je iets beters hebt gevonden?
Nee. Ik accepteer dat niet.
Maar weet je wat het gekke is? Ik houd wel van feestjes. De gekke dingen die ik zie, inspireren me. De gesprekken die ik voer, kunnen mijn geest stimuleren. Het bevordert mijn humeur voor de dagen die komen. Ik kan enorm opladen door feestjes.
En toch heb ik elke keer weer een uur van tevoren, voor ik op de fiets stap, nooit echt zin.
Mijn worsteling verschijnt elke maandag exclusief aan mijn petje af supporters, fans, superfans en engelen.