🪐 De eenzaamheid van de springer

Alleen al het feit dat je bestaat, rechtvaardigt alles wat je voelt.

🪐 De eenzaamheid van de springer
Photo by Hanson Lu / Unsplash

Hij liet me als eerste naar binnen gaan en wees meteen naar het balkon: ‘Daar is hij vanaf gesprongen’, met een onzeker lachje erachteraan.

​De muren konden wel een likje verf gebruiken. Net zoals het tapijt vervangen mocht worden. Voor verf was geld. Voor dat tapijt waarschijnlijk niet.

Mijn hand opende de deur naar het balkon. De deur piepte. Wellicht deed een flesje smeerolie wonderen. Als er tenminste een gebruiksaanwijzing op de verpakking stond.​

Het balkon had de breedte van een stoel. Het liep in de lengte door naar de deur van de kamer naast me.

​Mijn handen pakten de vochtige reling vast en ik keek naar beneden.

Het had niet de beste hoogte om je leven te beëindigen. Bovendien was er een oerwoud aan struiken om je val op te vangen.

​Mijn toekomstige huisgenoot en vriend stond nog in de lege kamer met een witte kop. ‘Gaat ‘ie?’ vroeg ik.

Hij knikte en opende vervolgens een inbouwkast, wees ernaar en zei hoe handig dit was.

​Hij was in het huis aanwezig toen de vorige kamergenoot van het balkon afsprong en zijn beide benen brak.

Het verhaal was dat die persoon in een psychose was beland.

Ik had ooit een collega gehad die in een psychose belandde na drugsgebruik. Op vrijdag zeiden we ‘Fijn weekend’ tegen elkaar en op maandag hoorden we dat hij vermist was geraakt.

​Hij dook een aantal dagen later op in Madrid en kon zich er niets van herinneren hoe hij via Utrecht daar was gekomen.

​Je zou maar je bewustzijn terugkrijgen in een wildvreemde stad, duizenden kilometers van je eigen omgeving vandaan.

Je zou maar je bewustzijn terugkrijgen en in een ziekenhuis liggen met je beide benen gebroken.

Maar het gekke was: dit dacht ik allemaal niet in die kamer.

​Ik dacht aan de vraag of ik de huur kon ophoesten, aan de fietsafstand naar het station, aan de vraag of mijn bed hier inpaste.

Gedachten dat iemand in deze kamer gek was geworden blokkeerde ik. Net zoals ik nauwelijks bezig was met het verdriet van mijn vriend als oorgetuige van het voorval.

​Die vriend begon er wel eens over in het jaar dat we samen woonden (met andere huisgenoten). Dan had hij een update gekregen over de ex-huisgenoot. Of hij zei dat het zes maanden geleden was. Van die terloopse opmerkingen die aangaven dat hij er nog steeds mee bezig was.

​Maar ik kan me niet herinneren dat ik erop inging om er met hem over te praten.

​Die collega die ooit in een psychose belandde, viel regelmatig in slaap op kantoor. Gewoon met zijn kin rustend op zijn borstkas, te maffen.

​We vonden het allemaal heel grappig. Elkaar aanstoten. Wijzen. En als hij dan met zijn duffe hoofd om zich heen keek, proestten we het uit.

​Het kwartje viel pas later bij me, dat hij zware medicijnen slikte als gevolg van die psychose. Wat hem zo slaperig maakte.​

Mentaal lijden is eenzaam.

Mensen zijn te druk met hun eigen beslommeringen om de hints op te vangen dat het stormt in je hoofd.

​Ik was te druk met mezelf om te zien dat het stormde bij anderen.

​Ik heb mijn eigen hart wel eens uitgestort bij iemand op kantoor die mijn stille, onbedoelde hints wel begreep.​

Ze toonde als een van de weinigen warmte en empathie nadat ik alles had verloren.

Een paar maanden later vroeg ze: ‘Hoe gaat het nu?’

En ik zei opgewekt: ‘Goed.'​

Toen zei ze: ‘Je was best wel van het padje af, hè?’

​Die zin voelde ik in mijn buik. Het was alsof alle warmte uit het huis werd geblazen door een open raam.

​Omdat er een oordeel in zat verscholen.

Toen ik mijn hart uitstortte, was ik niet op zoek naar een oordeel, maar naar compassie. Ik had niet het idee dat ik van het padje af was. Het was gewoon heftig. En ze had me comfort gegeven in dat gesprek. Maar blijkbaar was de herinnering voor haar maanden later geworden dat ik van het padje af was geweest.

​Ik wilde niet zwak zijn. Ik was gewoon kwetsbaar.

Voordat ik (en twee andere nieuwe huisgenoten) in dat huis kwam(en) wonen, leefde iedereen op zichzelf.

Samen, maar toch alleen.

Wie kon het zeggen hoe lang de ‘springer’ al in een waanillusie zat op zijn kamertje? Dagen? Weken? Maanden?

​Isolatie maakt eenzaam.

​Maar altijd samen zijn ook.

Dat ervaarde ik dat jaar met die nieuwe huisgenoten.

Bijna elke avond de fles op tafel. Veel bezoek. Veel feestjes.​

Niet de eenzaamheid van isolement en geen verbinding. Maar die van te weinig alleen zijn.

  • Het was een fantastisch jaar.
  • Het was een energieslurpend jaar.

Je staat altijd aan. De meest vrolijke, filosofische en grappige versie van jezelf.​

Ik verlangde naar alleen-tijd. Terug naar een neutrale toestand. Maar als ik dan op mijn eigen bank een boek las en hoorde dat ze beneden aan het lachen waren... Natuurlijk ging ik er dan weer gezellig bij zitten.

Het probleem met ons mens-zijn is dat we de uitkomst van al onze keuzes en ervaringen niet kunnen accepteren.

​Het knaagt aan me dat ik niet de vriend was die ik hoorde te zijn toen. Terwijl ik op dat moment gewoon te druk was, met mezelf.

​‘Het gaat zoals het gaat’, is een troostende zin. Het pleit me niet vrij. Het laat het zijn zoals het was.​

Omdat in zekere zin altijd alles gaat zoals het gaat.

Zwartkijker Cioran (rip) heeft een aforisme dat ik regelmatig herlees.

We should repeat to ourselves, every day: I am one of the billions dragging himself across the earth’s surface. One, and no more. This banality justifies any conclusion, any behavior or action: debauchery, chastity, suicide, work, crime, sloth, or rebellion … Whence it follows that each man is right to do what he does.

Uit: The trouble with being born.

Alleen al je bestaan rechtvaardigt alles wat je doet, is wat hij zegt.

En ik zou eraan willen toevoegen: alleen al het feit dat je bestaat, rechtvaardigt alles wat je voelt.

​Een inzicht dat me troost en tegelijkertijd me enorm verontrust.

Liefs,

Tomson

Dit is een aangepaste versie van mijn oorspronkelijke tekst van 24 januari 2023. Exclusief verschenen bij 🪐 Darko's ziel van Saturnus.