Ben je me al vergeten? (😞💩Kort verhaal)

Een kort somber hitsig verhaal uit het Sombere hitsigheid-universum.

Ben je me al vergeten? (😞💩Kort verhaal)
Photo by Ferdinand Stöhr / Unsplash

Een kort verhaal uit het Sombere hitsigheid-universum. Sintia en Nora zijn personages uit het (luister)boek Sombere hitsigheid: Onbegrepen.

Beluister het korte verhaal:

Ben je me al vergeten?

Onze eerste ontmoeting was alsof onze zielen na tienduizend jaar eenzaamheid elkaar opnieuw hadden gevonden.

Je stond in je horecakloffie in het steegje naast twee containers te roken met Ă©Ă©n voet tegen de muur aan, toen ik mijn fiets wegzette. Mijn kop was rood van het bewegen.

Je keek mij zonder oordeel aan.

Ja, ik weet het. Grote woorden voor een kwetsbaar meisje zoals ik. Helemaal omdat mijn lijf een natte vaatdoek was bij tropische dagen zoals deze.

Een natte hals. Grote vlekken bij mijn oksels. Een zweetstreep op mijn rug.

Jarenlang om gepest op school.

Die rode kop van mij was nog het ergst van allemaal. Niet alleen mijn wangen kleurden als een kreeft. Ook mijn hals, voorhoofd en zelfs mijn neus deden mee. Die kon je voor niemand verbergen.

Je knikte naar me en je zei: ‘Zolang het tussen je benen maar koel blijft.’

Ja. Dat waren de eerste woorden van je en ik weet wat anderen zouden denken als een onbekende vent dat zou zeggen. Want dat zou ik ook denken.

Maar het was de kalmte in je stem. De toon tussen ironie en comfort. Om mijn ongemakkelijke spanning van schaamte weg te laten ebben. Door het te benoemen, zonder me te vernederen.

‘Daar ben ik niet zo zeker van’, zei ik als antwoord en bukte met mijn zware fietsslot in de hand.

‘Denk maar niet dat ik ga voelen’, zei je.

Het kettingslot zat nu als een slang om mijn voorwiel gebonden, maar het lukte me net niet om het aan elkaar te krijgen. Zweetdruppels vielen via mijn kin op de grond.

‘En jij bent de nieuwe afwashulp?’ vroeg ik.

Toen uiteindelijk toch de KLIK. Ik stond op en veegde met mijn pols langs mijn voorhoofd.

‘En jij het Ik-schrijf-alles-nog-op-papier-meisje-want-ik-snap-computers-niet’, zei hij.

‘Woorden gaan snel hier’, zei ik.

‘Op een dag nemen computers de wereld over’, zei je. ‘Dan word je een outcast.’

‘Dat ben ik in zekere zin al’, zei ik.

Je liet met opgetrokken wenkbrauw het kontje van je sigaret aan me zien en ik wees naar een verroest blikje naast de container. Je bukte en zei toen: ‘Dat zijn de interessantste mensen.’

Alles gebeurt met een reden, weet je wel.

In het washok deed ik het shirt uit, depte mijn lijf rondom mijn bh schoon en pakte een schoon shirt van het restaurant. Jij stond naast me om een schone vaatdoek te pakken.

We zeiden niets.

We keken elkaar niet eens aan.

We praatten via onze energieën.

Zo’n gevoel van verbondenheid en vertrouwen.

Zonder ongemak.

Twee vreemden die elkaar weer hadden teruggevonden.

Alsof we nooit gescheiden waren.

Ik voelde het daar allemaal en ik weet dat jij het ook voelde.

Het universum liegt nooit. Het verbergt soms alleen de waarheid.

‘Excuseer me’, zei je en raakte heel licht met je handen mijn heupen aan om erlangs te gaan.

Kriebels op verschillende plekken in mijn lijf.

‘Ik ben Sintia’, zei ik nog, toen je het hok wilde verlaten.

‘Weet ik’, zei je. ‘Björn is mijn naam.’

Toen we aan het einde van het zomerseizoen na afloop van onze dienst aan het water bij de muntkade gingen zitten, hadden we het over vroeger en later.

Over onze sterrenbeelden en intellectuele eenzaamheid.

Zoveel te bespreken.

Zo weinig tijd.

‘Je windt me op’, fluisterde ik dronken van de rosĂ©.

Je moet weten dat ik niet zo’n meisje ben dat dit soort dingen zo duidelijk benoemt. Maar ik zei het tegen je toen ik mijn arm om jouw arm had gebonden.

De hemel was oranje gekleurd. Zo mooi dat het niet in een Instagramwaardige foto te vangen was.

‘Denk maar niet dat ik ga voelen’, antwoordde je.

Toen gaf ik je een zoen op je mond. Daarna knuffelden we en we keken naar de hemel.

Heb ik je wel eens verteld over mijn vaste ritueel met huisgenoot Nora? We hebben het ritueel over jou gedaan.

We zaten beiden in onze hemdjes en slipjes in lotushouding tegenover elkaar op de grond in haar kamer. Omringd door waxinelichtjes die brandden op batterijen.

Ze deed haar haren in een staart. In het midden stond een aangestoken wierookstengel en een klankschaal.

‘Zullen we onze ogen sluiten?’ vroeg ik.

Nora tikte op de klankschaal.

Kling.

‘Vertel me wat zo zwaar op je ziel rust, Sintia’, zei Nora.

‘Hij gaat me verlaten’, zei ik. ‘Zichzelf terugvinden in AziĂ«.’

Nora tikte opnieuw op de klankschaal en antwoordde in een monotone stem: ‘Niemand kan je verlaten, want niemand is ooit echt bij je geweest.’

‘Hij zal na zijn reis terugkeren bij me’, zei ik. ‘Maar ik geloof hem niet.’

Kling.

‘Niemand zal ooit echt bij je terugkeren’, zei Nora, ‘want niemand kan zichzelf volledig achterlaten.’

‘Ik ben zo bang dat ik altijd alleen zal blijven’, zei ik.

Kling.

‘Je bent altijd al alleen geweest’, zei ze. ‘Je zult altijd alleen blijven.’

‘Ik ben bang dat ik nooit meer zo’n heerlijke lul in me zal voelen.’

Kling. Kling. Kling.

‘God zegen de satisfyer.’

Ik opende mijn ogen en kon een lach niet onderdrukken. Nora zat nog steeds met haar ogen gesloten en met een serieuze blik. Haar uitstekende botten waren aantrekkelijk.

‘Ik krijg echt Daanvibes van je’, zei ik.

‘Daans energie is onze energie’, zei ze monotoon.

Kling.

‘Je bent hier best goed in, voor iemand die zegt niet echt spiritueel te zijn’, zei ik.

Ze opende haar ogen en stak haar tong uit.

Ik zuchtte.

‘Niet zo onzeker doen’, zei Nora. ‘Ik meen het.’

‘Dat is het niet’, zei ik. ‘Alles gebeurt met een reden. Het zal lopen zoals het zal lopen. Maar het doet wel pijn. Dat iemand niet voor me kiest.’

‘Ik weet er alles van’, zei Nora met een zucht en ze tikte op de klankschaal. Kling. ‘Maar ik wil dat soort praat gewoon niet uit je mond horen, hoor.’

‘Ben je me al vergeten?’ appte ik, toen je in de trein richting Schiphol zat met je ouders.

‘Doe niet zo gek’, antwoordde je.

Maar we wisten beiden beter.

Ik merkte aan alles dat je al afscheid van me had genomen.

Na onze laatste nacht samen bij jou. De manier waarop je de volgende ochtend tegen me sprak.

Een zakelijke afwezige toon. Je backpacktas in de hoek opgesteld.

Ondanks al je lieve woorden, je ontbijtje en de allerlaatste befpartij in de douche die me beestachtig liet kreunen.

Je grootste angst was dat ik jou zou vergeten.

Je zei het zo vaak, dat ik wist het omgekeerde psychologie was.

Nu was het slechts een kwestie van tijd.

Duizenden kilometers verder was er geen wekker en geen verantwoording. Je kon spelen wie je wilde zijn. Vrijen met wie je wilde.

Je zou me hoe dan ook vergeten.

Op onze laatste werkdag samen, stonden we voor een laatste maal samen buiten in het steegje. Je stak een nieuwe peuk op in je mond en ik stond maar te staren naar de groene aanslag op de tegels.

'Je weet dat ik op niemand wacht, hù?’ zei ik. ‘Ook al ben jij de enige die ik echt wil.’

Je schudde met de aansteker en stak ‘m aan. ‘Je kan het toch proberen?’ vroeg je.

'Niet doen, Björn’, zei ik. ‘Claim mijn hart niet als jij degene bent die vertrekt.’

'Het lijkt je te raken’, zei je met die walgelijke, zakelijke toon van je, die je gebruikte als je geen emoties wilde voelen.

'Ik ben een buitenstaander’, zei ik. ‘Een outcast. Je zei het zelf. Dan weet je toch dat eenzaamheid mijn vriend is?’

Je gooide je peuk nauwelijks gebruikt op de grond en trapte die uit.

'Je hoeft niet zo te zijn’, zei je. ‘Het hoeft ook niet zo te gaan.’

'Ook buitenbeentjes hebben gevoelens, verlangens en wensen. Maar ik wacht op niemand.’

Je deed de deur open en zei: ‘En wat bereik je daar nou mee?’

‘Dat mijn hart niet opnieuw wordt gebroken’, zei ik, maar de deur was al dicht voor het laatste woord was uitgesproken.

Huisgenoot Daan keek zo lang naar de envelop toen ik de trap afkwam, dat ik wist dat het een brief van jou was.

‘Geef hier’, zei ik en ik griste hem uit zijn handen.

‘Een liefdesbrief uit Bangkok?’ vroeg hij. ‘Of moet ik zeggen “Bang cock”?’ Hij tikte Beer aan, die aan tafel net een hap van zijn croissant nam. ‘Bang cock zei ik. Hoorde je dat?’

Met volle mond zei Beer: ‘Je bent echt een vreemde kerel.’

Ik rook aan de lila envelop. Mijn favoriete kleur. Betastte hem meerdere malen. Legde hem tegen mijn wang aan. Maar weigerde hem te openen.

De envelop heeft weken onder mijn kussen gelegen.

Op een feestje sprak een jonge gast me aan. Hij bewonderde mijn kont en zei vervolgens dat ‘ie te dronken was.

Je weet dat ik niet zo’n meisje ben. Maar dit lijf heeft ook verlangens. Mijn ziel wil soms ook bewonderd worden. Ook al is het op de oppervlakkigste manier die je je maar kan voorstellen.

En ik was van plan om hem op zijn schouders te tikken als ik naar huis ging, zodat hij me naar buiten naar de fietsen kon begeleiden.

Maar zijn naam was Jorne en toen kon ik jou maar niet meer loslaten in mijn hoofd.

Thuis heb ik voor het raam gestaan met een kop thee in mijn hand, om via de spiegeling van de ruit naar de envelop te kijken. Staand op mijn bureau.

Toen scheurde ik hem vrij harteloos open en haalde een polaroidfoto eruit. Ik zocht door of er nog ergens een briefje in zat.

Ik had zoveel behoefte aan je woorden, maar je gaf er maar een.

Een foto van je telefoon met op de achtergrond een klif met uitzicht op de jungle.

Mijn laatste appje van toen je in de trein naar Schiphol zat, was zichtbaar op je scherm.

Aan de achterkant van de foto had je met een zwarte stift het woord

NOOIT

geschreven.

En toen wist ik het pas zeker.

Nora had gelijk.

Niemand zal ooit echt bij je terugkeren, want niemand kan zichzelf volledig achterlaten.

Als je dit een fijn verhaaltje vond, bestel het (luister)boek Sombere hitsigheid #0: Onbegrepen.