Alleen in het Leven
Wat als onze keuzes niet zozeer worden gevormd door sterfelijkheid?
Lieve vreemdeling,
In The Denial of Death (1974) betoogt Ernest Becker dat onze diepste drijfveren voortkomen uit een collectieve angst voor het onvermijdelijke: magere heintje.
Oftewel.
De dood.
Maar wat als onze keuzes niet zozeer worden gevormd door sterfelijkheid, maar door iets dat we dagelijks voelen?
Namelijk: eenzaamheid.
De angst voor de dood
Onze obsessie met succes, onze drang naar controle, onze hang naar religie:
Volgens Becker komt het allemaal voort uit de confrontatie met het meest onvermijdelijke in het leven.
We gaan op een dag dood.
Het idee dat we sterfelijk zijn, is zo ondraaglijk dat we het collectief ontkennen.
In dat opzicht zijn we allemaal flat earthers. (kaboem pats).
Becker stelt dat dit spanningsveld ontstaat door onze dubbele aard: we zijn zowel dierlijk in onze instincten, als spiritueel in ons zelfbewustzijn. Dat dualisme schept een spanning tussen de sterfelijkheid van ons lichaam en ons geloof in iets eeuwigs, iets dat onze ziel overstijgt.
Om die spanning te verzachten, zoeken we houvast in religie, nationalisme, spiritualiteit en kunst.
Maar ook in destructieve patronen: materialisme, egocentrisme en agressie tegenover anderen. Dit leidt vaak tot geweld, oorlogen en een zinloos najagen van status.
We doen alsof alles ertoe doet, alsof we onsterfelijk zijn.
Maar dat zijn we niet.
Niemand is dat.
De Terror Management Theory (TMT), die voortbouwt op Beckers werk, onderzoekt hoe onze doodsangst beslissingen stuurt.
- Als we geconfronteerd worden met onze sterfelijkheid, voelen we ons vaak verheven boven anderen – we zoeken troost in het idee dat we deel uitmaken van iets groters: religie, ras, of ideologie.
- Ook zoeken we meer betekenis in onze carrières – we willen dat ons werk niet alleen een bron van inkomen is, maar een soort nalatenschap creëert. Een succesvolle carrière geeft ons het gevoel dat we bijdragen aan iets blijvends, waardoor we de dood minder bedreigend maken.
- We idealiseren onze romantische relaties. Het idee van een “ware liefde” geeft ons het gevoel dat onze sterfelijkheid irrelevant is binnen de eeuwigheid van die verbinding.
- Ook zoeken we troost in materiële goederen. Luxeproducten, zoals dure auto’s of merkkleding, bieden een illusie van status en onkwetsbaarheid. Het versterkt het gevoel van eigenwaarde in het licht van sterfelijkheid.
Maar is de dood echt de kern van onze angst?
Het heeft ook iets enorm abstracts.
Ik bedoel: niemand weet hoe het is om dood te gaan.
We zijn ook helemaal niet bang voor de dood zelf, maar hoe we dood gaan. Want dat hebben we gezien bij anderen.
Dat is vaak geen pretje.
Nee.
Ik denk dat veel van ons gedrag voortkomt uit eenzaamheid.
Ben jij het, eenzaamheid?
Eenzaamheid voelt veel directer dan doodsangst.
Het is veel voelbaarder.
Onze cultuur moedigt ons aan om autonoom te zijn, onszelf te ontplooien en vooral: gelukkig te worden. ‘Word wie je bent,’ klinkt het.
Maar in dat streven naar individuele vrijheid vergeten we hoe diep we ook verbondenheid nodig hebben.
Niet alleen om gezien te worden in ons succes, maar ook om simpelweg mens te zijn.
Het gevoel dat iemand ons begrijpt, ons aanraakt, of dat wij er voor een ander kunnen zijn, geeft ons een gevoel van betekenis. Het schept warmte, zin en een tegenwicht tegen het onvermijdelijke besef dat niets blijvend is.
Maar juist dat besef is wat het ook zo pijnlijk maakt:
- Weinig vriendschappen zullen tot de dood bestaan.
- Weinig liefdesrelaties zullen het bejaardentehuis halen.
- Familierelaties zijn vooral ingewikkeld en ook niet altijd blijvend.
- Geen enkele werkgever of functie zal langer dan 20 jaar bestaan.
Het moderne leven lijkt een cyclus van hechten en onthechten.
Dat went nooit.
De pijn gaat niet voor niets zo diep.
De littekens van verlies blijven. Zichtbaar in onze ziel en voelbaar in ons hart.
Daarnaast is er nog het diepere besef: we zijn altijd alleen.
Zelfs in gedeelde ervaringen. Twee mensen kunnen eenzelfde jeugd delen, maar ieder heeft een andere interpretatie, een ander verhaal. Zoals Eva Meijer in De grenzen van mijn taal schrijft: onze interacties met anderen bieden een beschermlaagje tegen de eenzaamheid. Maar de kern blijft.
We zijn uiteindelijk alleen in onze beleving van de wereld.
Die beschermlaag – de verbinding met anderen – is essentieel.
Het wordt problematisch wanneer een depressie die beschermlaag doorbreekt. Juist in een depressie isoleren we ons van anderen.
Dan vervalt alles in wat Meijer het ‘lege nu’ noemt: een existentiële leegte, waarin verbinding niet meer mogelijk lijkt.
Iemand in een depressie zit in dat opzicht dichter bij de naakte waarheid dan een mentaal stabiel iemand.
De dood als ultieme eenzaamheid
Ik begrijp waarom de dood beangstigend is.
Het is de ultieme eenzaamheid, een pad dat niemand met je kan bewandelen. Zelfs het geloof in een hiernamaals biedt slechts beperkte troost, de angst om de verbinding met dit leven te verliezen blijft.
Soms droom ik dat ik dood ben, rondlopend in een andere dimensie. Het voelt leeg, alsof ik geen afscheid heb kunnen nemen, alsof niemand weet dat ik er nog ben. Dat gevoel van eenzaamheid, zelfs na de dood, weegt zwaar. Het is een echo van wat we in het leven al voelen.
Het is toch ironisch, zoals Becker betoogt, dat we ons troosten met symbolen: religie, nationalisme, materie.
Maar in werkelijkheid is het niet de dood die ons achtervolgt, maar de angst voor eenzaamheid.
We zouden daarom niet onze status of onze symbolen moeten cultiveren, maar onze verbindingen met anderen.
Meer empathie. Meer gemeenschapszin. Meer duurzame relaties. Minder scherm. Meer contact in de fysieke wereld.
Niet dat het de existentiële eenzaamheid volledig opheft.
Maar het versterkt dat beschermlaagje waar Meijer over schrijft.
Als een soort aftersuncrème na een stranddag.
Liefs,
Tomson
ps
Heel mooi boekje over depressie en anorexia : de grenzen van mijn taal