#9.20. Simone de Beauvoir

#9.20.	Simone de Beauvoir

Het gehuurde appartement viel niet tegen. Een vierkamerappartement dat simpel maar luxe was ingedeeld. Een breedbeeldscherm. Sonos-stereo. Een Senseo. De familie van Kurt had geld. Dat was duidelijk.

Ik zat languit op de rode stoffen bank met een kop koffie in mijn handen. Naast me zat Hugo op zijn PSP player. Tegenover me op een leren stoel zat de moeder van Kurt die honderduit lulde over dat ze het zo leuk vond dat we hier waren.

Dat deed me denken aan vroeger. Moeders die zeiden dat ze het zo leuk vonden maakte me toen depressief. Omdat daar zoveel treurigheid in zat. Dat dit hun leven was geworden. Dat dit hun hoogtepunt van het jaar was. Dat ik het onderdeel van hun geluk was.

Nu was ik volwassen. Nu was ik een realist. Ook mijn leven zou ooit op dit punt terecht komen dat dit mijn hoogtepunt van het jaar was…

Rosalie had zich op haar kamer opgesloten om te telefoneren met haar boekingskantoor.

Aan de wand hingen onbegrijpelijke grote foto’s van de stad Brussel. Een monument maar dan in extreem close-up geschoten. Het sloeg nergens op.

Kurt probeerde de wifi op zijn laptop aan de keukentafel aan de praat te krijgen. Aan zijn gevloek te horen lukte dat aardig.

De moeder keek Hugo lang zonder beweging in haar gezicht aan.

‘Hugo, je koffie wordt koud’, zei de moeder.

‘Ja. Is goed.’

‘Je hebt helemaal geen koffie besteld sukkel’, zei ik. De moeder barste in lachen uit en zocht oogcontact met mij. Ik glimlachte uit beleefdheid terug. Om haar bestaansrecht te geven. Dat haar grap geslaagd was. Ze betaalde tenslotte voor dit weekend.

Hugo negeerde ons stoïcijns. Hij had zijn PSP nog.

‘Wanneer komt Rob?’, vroeg ik. Rob was adviseur voor en of andere financiële instelling. Zijn werkplek was Frankfurt, Rotterdam en Brussel. Wat vast de aanleiding was om hier het weekend door te brengen. Kurt gedoogde hem als stiefvader. Wat kon hij anders...

‘Rob is nooit op tijd. Hij is een drukke man. Als hij daar niet zou rondlopen zou het bedrijf echt omvallen denk ik,’ zei ze.

‘Iedereen is misbaar’, zei ik.

De moeder pakte haar mok thee en vouwde haar handen daarom heen en liet een kort geluidje los. ‘Ik heb zin om morgen te shoppen.’

‘Echt’,schreeuwde Kurt. Hij schoof zijn laptop hard aan de kant en zuchtte drie keer hard. ‘Ik ben een geduldige man. Echt. Ik kan best leven dat we geen internet hebben. Maar een fucking traag wifi-signaal dat het soms wel en vaak niet doet maakt me een Jack Torrance.’

‘Kom even op de bank zitten. Je koffie wordt koud.’

Kurt liep naar Hugo toe en gaf hem een tik tegen zijn hoofd. ‘Je had ook thuis kunnen blijven’, zei hij.

Hugo legde zijn PSP weg en keek mij met een droog gezicht aan. ‘Dat had inderdaad gekund’, zei hij. Toen keek hij naar de moeder van Kurt en glimlachte lief.

Hugo gaf me het idee dat hij me amusant vond. Die vreemde blikken die hij me af en toe gaf. Alsof hij permanent een binnenpretje had om mij.

Kurt ging naast zijn moeder zitten en pakte zijn kopje koffie op en roerde uitgebreid in het kopje. Hij was duidelijk op zijn gemak hier. Elke beweging in dit appartement was een beweging van een groot gebaar. Alsof we hem allemaal moesten zien hoe in zijn element hij hier was.

‘Wist je dat je zus in Madame Figaro staat? Dat is een belangrijk feministisch blad in Frankrijk’, zei ze.

‘Ik kwam haar laatst tegen in een advertentie van Peugot’, zei Kurt.

‘Is dat nog nodig dan? Feminisme?’, vroeg ik.

‘Charlie’, zei de moeder met een ernstige ondertoon.

De moeder gaf me een strenge blik en nam toen een slok van haar thee.

‘Aujourd’hui je me sens très Simone de Beauvoir’, zei Hugo in vloeiend Frans.

We keken hem alle drie sprakeloos aan. Hij haalde zijn schouders op en zei: ‘Ik had ooit eens een Frans internetliefje’.

Toen kwam Rosalie binnengelopen. Ze had een blauw jurkje aan dat een of andere modieuze uitsnede aan de zijkant had. ‘Zo,’ zei ze. ‘Of ik morgenvroeg even naar London vlieg voor een beautyshoot. Dat mens is echt gek.’

‘Je werkt te hard’, zei moeder. En keek toen mij, Kurt en Hugo aan. Waar ze vast iets mee bedoelde.

Kurt’s moeder en Rob weigerden hun rijkdom met Kurt te delen. Ze vonden dat hij daar voor moest werken. Dat in het leven niets vanzelf ging. Presteren, presteren, presteren. Kurt had vroeger de theorie dat ze hem niets gunden omdat toen Rob in hun leven verscheen toen hij acht jaar was, hij hem nooit papa had genoemd. Dat zat blijkbaar Rob dwars. Mijn eigen theorie was dat Kurt in de schaduw van het succes van Rosalie stond. Daarom was hij zo gebrand om van Psycho killer iets groots te maken. Wat ik niet helemaal begreep. Hoe kon je nou van iets illegaals een eervolle reputatie van krijgen? Alsof de grootste drugsbaas in de Fortune 500 kwam te staan.

‘Ga je naar London?’, vroeg Kurt.

‘Nopes. Maandag vlieg ik naar Tokyo. Ik kan wel even wat rust gebruiken hier.’

‘Ben je wel eens gephotoshoped?’ Vroeg Hugo toen.

‘Heb ik het nodig dan’, antwoordde ze monotoon.

‘Misschien’, zei Hugo.

‘Ga alsjeblieft weer gamen. Dat droge gedoe van je’, zei Kurt.

Mijn maag knorde. Dat zag Rosalie. Ik haalde nonchalant mijn schouders op. Ze keek de andere kant op. De moeder bleef me wel aankijken. ‘Als Rob er is gaan we wat in de stad eten met z’n allen. Daarna zijn jullie vrij om te doen wat jullie willen.’


Mis niets. Ontvang het volgende verhaal direct in je mailbox

< Vorig bericht Volgend bericht >


Volg Psycho killer op Facebook, Twitter, Instagram

Foto van Steve Fan