#9.17. Die ene kater op die ene vrijdagochtend

#9.17.	Die ene kater op die ene vrijdagochtend

Het duurde even voor ik in de gaten had wie tegen mij praatte.

Ik opende mijn pijnlijke ogen en dacht even na waar ik behoefte aan had:

  1. Zonlicht
  2. Frisse lucht
  3. Een glas kraanwater

Mijn rechterarm reikte naar de gordijnen en gaf daar een ruk aan. Het zonlicht verblindde even mijn ogen. Ik kon met moeite mijn wekker aflezen: 11.12 uur.

'Ja ik ben er nog,' zei ik met een schorse stem door mijn telefoon. Ik rook aan mijn linkeroksel en werd begroet door een zweetlucht dat iets weghad van een bedorven plek. Ik schopte de dekens van me af en klom uit mijn hoogslaper, terwijl ik met mijn linkerhand de telefoon bij mijn oor hield. Het kwam in de buurt van acrobatiek.

'Wacht even Kurt’, zei ik. 'Even rustig praten. Het is pas kwart over elf.'

Ik was blij dat ik common ground aanraakte met mijn voeten. Ik liep naar mijn raam en deed ‘m op een kier open. Toen pakte ik een glas water op de vensterbank en nam daar een slok van.

Daarna plofte ik neer op mijn bank die koud aanvoelde. Ik zuchtte diep en zette met de afstandsbediening de televisie aan.

Het verhaal van Kurt bracht me in verwarring.

'Wat? Brussel? Vandaag?’

Ik drukte de telefoon tegen mijn onderbroek aan en hoestte toen drie keer flink op los. Ik slikte het slijm weg en bracht de telefoon terug naar mijn oor. 'Ja ik ben er nog.'

‘Gast, begrijp je het nou of niet’, zei Kurt tegen me.

‘Ik heb echt geen flauw idee wat je tegen me hebt gezegd. Ik heb koppijn, ik voel me brak en ik heb dorst.’

‘We gaan naar Brussel. Familieweekend. Je zei gisternacht ja.’

‘In de zin van vandaag?’ Vroeg ik.

‘Jezus Charlie. Neem een douche. Pak je spullen. Fiets naar de Croeselaan. Ik heb de auto van m’n moeder daar staan.’

Ik dacht op dit moment twee dingen:

  • Zou de zus van Kurt, Rosalie, ook naar Brussel komen?
  • Zouden we nog een keer gaan neuken?

Anderhalf uur later stond ik met mijn sporttas in de buurt van het Jaarbeursplein.

'Je ziet er beroerd uit,' zei een bleke Kurt met zwarte wallen onder zijn ogen tegen me.

‘Jij ook’, zei ik.

Hij duwde de autodeur dicht en pakte mijn sporttas over. Kurt opende de achterklep van zijn Opel Kadett en gooide mijn tas bovenop die van hem.

Ik staarde naar het megalomane gebouw van de Rabobank en vroeg me af hoeveel verdiepingen met werknemers konden verdwijnen zonder dat mijn bankzaken eronder leden.

Kurt gooide de achterklep dicht en keek me bedenkelijk aan. Het hing op mijn lippen: Rosalie.

Alleen ik durfde het niet te vragen. Omdat ik de schijn niet wilde opwekken dat ik vooral meeging naar Brussel om haar weer te zien.

Kurt liep naar de chauffeurskant en deed de deur open.

'We halen eerst Hugo op in IJsselstein. Dan mijn moeder in Breda. We zien de vriend van mijn moeder Rob in Brussel.'

'Niet om het een of ander’, zei ik denkend aan Rosalie.

‘Wat’, zei Kurt geërgerd. ‘Je bent een half uur te laat. Ik wil voor het eten in Brussel zijn.’ Toen stapte hij in.

Ik stapte naast hem in de auto met een zucht. Kurt was punctueel. En had duidelijk een kater. Net zoals ik.

Ik moest wennen aan de gedachte dat we de banden weer aan het aanhalen waren. Iets gaf me het idee dat dit slechts een stuiptrekking was van onze vervreemding de afgelopen twee jaar.

Ik wilde me niet overgeven aan dat gevoel dat alles weer oké was na mijn gewelddadige uitspatting tegen de vriend van zijn ex. Ik moest mezelf beschermen.

Het zou niet de eerste keer zijn.

Ik had het niet zo op familieweekenden. Laat staan de familieweekenden van andere mensen. Maar als de zus van Kurt zou komen veranderde dat niet alleen een hoop. Misschien was dit wel de weg naar een nieuwe toekomst.

Een ontsnapping. Aan alles wat ik hier had.


Mis niets. Ontvang het volgende verhaal direct in je mailbox

< Vorig bericht

Foto credit: Benjamin Askinas


Volg Psycho killer op Facebook, Twitter, Instagram