#11.11 Dat belachelijke idee om in een vliegtuig te stappen en nooit meer terug te keren

#11.11 Dat belachelijke idee om in een vliegtuig te stappen en nooit meer terug te keren

Met slechts een klein sfeerlampje aan in de hoek, danste ik de nacht weg in mijn studentenkamer. Met een grote koptelefoon op mijn hoofd en een flesje Grolsch in mijn hand bewoog ik met mijn ogen dicht op de muziek. De gordijnen stonden op een kier open. Langzaam aan schenen de eerste zonnestralen naar binnen.

Ik dacht aan alles wat ik nooit kon hebben. Het idee dat mijn vriendschap met vrienden tot een dieptepunt was gekomen, gaf me een gevoel van berusting. Alsof de rechter na jaren onzekerheid de doodstraf had uitgesproken. Er was geen weg meer terug. Mijn eind pad stond vast.

Ik wenste vaak dat alles veranderde. Dat een miljoen euro me naar een Caribisch gebied bracht waar ik opnieuw kon beginnen. Nieuwe vrienden ontmoeten, nieuwe meiden versieren en elke dag als een gelukkige man over het strand lopen en gegroet worden door mensen die ik niet kende maar wel heel gelukkig leken.

Ik hoorde regelmatig mensen deze verlangens uitspreken tegen elkaar. En dan klonk het opeens heel suf en kansloos.

Het liet me realiseren dat ze een ding vergaten. We konden niet weglopen van onszelf. De misgelopen relaties met onze omgeving hadden we voor een groot deel zelf veroorzaakt. Alsof een nieuwe start ons zou behoeden van alle gemaakte fouten in het verleden.

Ontsnappen was onmogelijk.

Ik moest mijn eigen schepen verbranden.

Alleen dan kon ik opnieuw starten.

Niets veranderde ooit echt.

Sommige dingen veranderen wel. Op kleine schaal. Onuitgesproken veranderingen.

Ik had constant het gevoel dat dit het gewoon was. Niets meer, niets minder. Dit was mijn leven. Elke dag weer naar bed. Elke dag weer opstaan. Alsof er geen verschil zat in de dagen.

De feesten begonnen op elkaar te lijken.

De gesprekken die ik voerden hadden vaak dezelfde conclusies.

Nieuwe gesprekspartners veranderden daar weinig aan.

Zelfs de borsten die mij elke dag passeerden gingen me vervelen.

De zon had ik te vaak zien op en ondergaan.

Zelfs de volle maan leek minder en minder invloed op me te hebben.

Niets veranderde.

Echt.

Mijn baard groeide langzaam elke drie dagen tot een vervelend prikkelig gevoel. Tot ik het afschoor. En mijn haren groeiden maar door tot ik er geen model meer in kreeg en het te vies en te vet begon te voelen.

Maar het ging langzaam. Onopgemerkt.

Mijn nagels bleven groeien. Tot ik het er weer van afpulkte en beet.

Soms veranderden er dingen. Op kleine schaal. Zonder dat ze echt uitgesproken werden.

We spraken als mensen weinig naar elkaar toe uit.

De karakters in mijn lievelingsfilms veranderden. Vaak in een hele korte periode. Van passief naar actief. Van alleen naar samen.

En ze spraken hun verwachtingen en wensen naar elkaar uit. En zeiden sorry en leerden hun les.

Ik sprak nooit mijn verwachtingen en wensen uit. Niemand confronteerde ooit mij echt met mijn minpunten.

Ik en Sjoerd hadden geen woord meer uitgewisseld sinds die ene stomme avond. Toch was alles anders geworden. Onuitgesproken en nooit door iemand bevestigd. Geen sorry, geen “je blijft een klootzak”.

Ik had geen drang meer om Sjoerd te bellen. En hij blijkbaar mij niet. We zagen elkaar wel eens op feestjes. We schudden elkaar de hand, ik vroeg hoe het ging, hij zei dat het oké was.

En dat was het. Mijn leven met hem op dit moment.

Het was anders geworden. Onze relatie - wat we dachten dat het was - was niet meer. Zonder ook maar één woord uitgesproken te hebben over mijn uurtje met Kee (Want meer was het niet).

Het veranderde alles. En ook weer niets.

Ik had haar in dat uurtje geneukt. In het donker. In haar hoogslaper. Ze overdreef hijgend. Ze probeerde mee te bewegen met haar heupen. Het sloeg nergens op. Toen ik klaar was gekomen werd ik gevangen door een schuldgevoel richting Sjoerd.

We zeiden toen tien minuten niets tegen elkaar. Beiden verzonken in gedachtes. Ik gooide het condoom op de grond. Het lag er waarschijnlijk nog.

Toen vroeg ze of ik wilde gaan. En dat deed ik.

Dat was het.

Ik zei ‘bedankt’ en ‘tot ziens’.

Feitelijk gezien was het een onschuldige avond tussen twee twintigers die beiden aan niemand iets verschuldigd waren.

Toch veranderde het alles. Ik keek niet meer hetzelfde naar Sjoerd als ik hiervoor deed. Ik wist dat hij me intens haatte. Intens.

Niets was echt veranderd.

Het was een neukpartij als alle anderen. Onpersoonlijk. Smerig. Teleurstellend.

Sjoerd en ik hadden alleen die beruchte avond woorden tegen elkaar uitgesproken. Waarschijnlijk voor het eerst in ons leven.

Ik wist het exact te analyseren waar het mis ging. De woorden die ik sprak kwamen hard aan. En dat ene gerucht dat hij had gehoord over mij en haar, deed de deur dicht.

Ik had geen spijt van mijn opstelling die avond. Het hing lang in de lucht. Ik moest het klaren.

Ik moest die woorden eens tegen hem uiten. Het zat me zo dwars.

Ik wist niet waarom ik Kee had geneukt. Het voegde weinig toe. Het veranderde niets aan mij. Het veranderde ook weinig hoe ik en Sjoerd tegen elkaar deden als we elkaar de hand schudde en we een knipoog naar elkaar gaven. Toch was alles anders geworden.

Ik had geen spijt. Hij was een watje en ik had daar last van. Het was mijn leven niet, het raakte me niet. Toch had ik er last van.

Nu was alles anders. En ook weer niet. Al mijn vrienden negeerden me half. We wisten allemaal hoe het zat en niemand die er echt over sprak.

EINDE

Coming soon. Psycho killer het boek: Vrouwen die Charlie haten. Blijf op de hoogte.